Over de taart voor de familie Laaper uit de F. Koolhovenstraat

Dat kom je ook maar zelden tegen: een taart die vanuit Canada wordt besteld en hier in Zuilen door de familie Laaper wordt opgegeten. Het Utrechts Nieuwsblad van 20 juni 1957 schreef erover.

Taart

DE bakker van de familie B.A. Laaper, Frits Koolhovenstraat 43 in de wijk Mariëndaal te Utrecht, leverde vanochtend een taart van formaat af; een halve vierkante meter vruchten en room. Het is het geschenk van een naar Canada geëmigreerde zoon, die dacht: „Kom, laat ik mijn vader bij zijn vijftigste verjaardag eens een gebakje sturen”. De zoon bestelde en de bakker begon aan de opdracht, die een hele dag werk zou gaan vergen. Van 90 eieren, 4 kilo suiker, 2 kilo bloem, 2 kilo boter, 1 kilo marsepein, 1 kilo fondant, 2 kilo abrikozen, de inhoud van 5 blik vruchten en 1 liter slagroom componeerde hij een droom van een taart. De familie Laaper zal er, ondanks het totale gewicht van 18 kilo, best raad mee weten, want smullers zijn er in dit gezin genoeg. Men telt dertien kinderen, waarvan een — de taartschenker — in Canada en twee in militaire dienst. Maar met behulp van toekomstige familieleden, die alvast de feesten in de Koolhovenstraat meevieren, zal men graag de strijd tegen de van 50 kaarsjes voorziene tien centimeter hoge monstertaart aanbinden. De slagroom zal — dat geven de blijde gezichten wel aan — hier geen kans krijgen zuur te worden.

Over de schoonheid van het Julianapark in juni, met damhertje.

Ieder jaargetijde heeft zijn bekoring. Maar een park in juni met een pasgeboren damhertje is een groot artikel in het Utrechts Nieuwsblad waard. Dit plaatste de redactie op 19 juni 1965:

Heesters in bloei; veel jonge dieren

JULIANAPARK is in juni
mooier dan ooit

Jongens halen veel vogelnestjes uit

(Van een onzer verslaggevers)

julianapark b

Zwarte en witte zwanen kun je niet samen in een vijver doen. Trouwens twee paar zwarte zwanen kan ook niet. Want zwarte zwanen dulden niets en niemand in hun omgeving. Het zijn eigenlijk onuitstaanbare dieren.

In het Utrechtse Julianapark hebben ze ervaring met zwarte zwanen. Ze hebben er twee paartjes, waarvan er één voortdurend kinderen krijgt. Dat paartje legt de plantsoenendienst geen windeieren. Want zwarte zwanen zijn geld waard. Een koppeltje komt zo’n drie à vierhonderd gulden, het veelvoud van wat een gewoon paartje witte zwanen opbrengt.

Overigens worden de jonge zwarte zwanen van het Julianapark niet verkocht, maar geruild. „We kunnen hier altijd wel dieren gebruiken”, zegt de heer S. Renes van de plantsoenendienst, die al acht jaar in het Julianapark werkt.

„Die zwarte zwanen vormen een prima ruilobject.”

Als je Julianapark zegt dan zeg je Renes. Want Renes IS het Julianapark. Hij kent elk boompje, elke struik. Hij weet precies hoeveel voorntjes er in de vijver bij de flamingo’s zitten! Hij kan u vertellen waar de groenling (een vogeltje) broedt. Hij vindt dat hij „ontzettend leuk werk” heeft; hij vindt ook, dat het publiek zich niet altijd even goed gedraagt. „U kunt er gerust van op aan dat elk jaar twee à drie damherten sterven na het eten van plastic zakjes. De mensen doen maar, ze geven die beesten van alles.”

 

Julianapark e

 

De heer Renes bij het Edelweiss

Plastic zakjes contra herten

De heer Renes heeft ook weinig waardering voor het gedrag van veel kwajongens. „Er broeden hier heel veel vogels, maar verhoudingsgewijs blijft er maar bitter weinig van over. ’t Is verschrikkelijk hoeveel nestjes hier uitgehaald worden. Een kunst is dat niet. Om negen uur ’s avonds gaat het park dicht, maar het is heel simpel om daarna toch binnen te komen en je slag te slaan. Er worden trouwens niet alleen nestjes uitgehaald, maar ook dieren gestolen.”

Niet alleen mensen, maar ook dieren richten schade aan in het park. „Het wemelt hier van de verwilderde katten. Ware rovers ztjn dat. Gisteren heb ik nog zo’n kattennest gevonden.”

Utrecht kan trots zijn op zijn Julianapark, dat negen hectare grote dorado van rust in de wijk Zuilen. Net zo trots als de heer J.C. de Moree, chef van de kwekerij van de plantsoenendienst. Bij hem worden de planten, bomen en struiken gekweekt, die het park tot ver buiten Utrecht bekend hebben gemaakt.

Julianapark d

Een jonge uil op de hand van de heer Benes.

Maar het gewone publiek komt niet speciaal voor de flora, doch voor fauna, voor de herten, de papegaaien, de Lunenberger geiten, de kraanvogels, de ganzen, de Japanse hoenders, de Drentse heideschapen.

Het komt ook om zo maar wat te wandelen, om uit te rusten op één van de ontelbaar vele banken of om de spieren een beetje los te maken op de grote speelweide.

De heer Renes telt het aantal bezoekers niet. Maar hij weet wel dat het er veel zijn. „Als ik er een gooi naar mag doen: gemiddeld zo’n duizend per dag het hele jaar door”.

En veel van die mensen komen op hun wandeling langs wat weinig opvallende bloemetjes. Op een even simpel bordje staat de Latijnse naam leontopodium alpinum en dat wil zeggen: edelweiss.

Wijze uilen

Edelweiss in een Utrechts park. Het is slechts één van de vele soorten uitheemse bloemen, waar de liefhebbers zo graag naar komen kijken. Bruidsparen daarentegen geven in de lente de voorkeur aan de duizenden narcissen en blauwe druifjes, die het zo goed „doen” als achtergrond op de bruidsfoto.

Bescheidener dan de brutale narcissen zijn de schaduwplanten, die gedijen op plaatsen waar geen gras wil groeien. Planten met mooie vreemde namen zoals maagdenpalm en lieve vrouwenbedstro.

Langs de moerascypres en de larix (buitenbeentjes in de coniferenfamilie, omdat hun naaldjes in het najaar uitvallen), langs de eiken, kastanjes en plantanen, langs de heesters (die op ’t moment hevig bloeien) naar de dieren. Onverwachts sta je oog in oog met de papegaaien, grappenmakers, die proberen de knopen van de jas te bijten.

Mooier, ontroerender dan die papagaaie-ogen zijn de ogen van de damherten. Vooral van het pasgeboren hertje, dat ergens tussen de „rotsen” wacht op zijn moeder. De heer Renes gaat op het diertje af. Het hertje verroert zich niet. Vanaf het grasveld kijken de grote herten naar hem.

Er zijn meer jonge dieren in het park. Twee uilen bijvoorbeeld, die er ondanks hun jeugd al zeer wijs uitzien, waar ze vandaan komen weet de heer Renes niet. Een paar weken geleden zijn ze bij het park afgegeven.

Ze zijn nog zo jong, dat ze nog niet voor zichzelf kunnen zorgen. Daarom moeten ze voorlopig in een hok zitten. Maar als ze groot zijn krijgen ze hun vrijheid terug.

Julianapark f

Een twee dagen oud damhertje tussen de „rotsen” van het Julianapark.

 

Oud Nieuws uit Zuilen, over colportage-ellende

Colportage, het lijkt iets minder vaak voor te komen, de regelgeving is aangesscherpt. Dat het overlast kon geven blijkt wel uit dit knipsel uit het Utrechts Nieuwsblad van 18 juni 1963:

Colporteurs van Duits modeblad staan terecht

„Stuur provisie of ik verkoop auto”

Voorwaardelijke straf en vrijspraak geëist

„Ik heb de Duitse uitgeversfirma waarvoor ik als rayonleider in Nederland werkte twee maal gewaarschuwd dat ze over de brug moesten komen met het geld dat ze ons schuldig waren, want dat ik anders de auto waarover ik de beschikking had zou verkopen. Aan achterstallige provisie hadden mijn jongens een vordering van ƒ 4500 en. daarnaast had ik een privévordering van ƒ 1200 a ƒ 1300.”

Zo ongeveer luidde het verweer van de 37-jarige vertegenwoordiger L. D. uit Utrecht, die maandagmiddag voor de Utrechtse rechtbank terechtstond, verdacht van verduistering van ’n auto, gepleegd in dienstbetrekking. D. is een van de twaalf verdachten voor wie de rechtbank de eerste helft van deze week heeft uitgetrokken en die voor velerlei strafbare feiten terechtstaan.

’s Ochtends had hij zich moeten verantwoorden voor zijn aandeel in inbraken in garages in Zeist en Barneveld; maandagmiddag ging het om een auto, die D. op tamelijk mistige basis ter beschikking had gekregen van Heinrich Bauer Verlag in Aken en die tenslotte voor ƒ 3000 wederrechtelijk verkocht werd, omdat de Duitse firma de provisie die D. en zijn medewerkers verdiend meenden te hebben met het werven van Nederlandse abonnees niet afrekende.

De officier van justitie mr. W.J. Kolkert eiste een voorwaardelijke gevangenisstraf van vier maanden met 3 jaar proeftijd en ondertoezichtstelling van de protestant christelijke reclassering.

De 25-jarige Utrechtse colporteur H. K. die terecht stond wegens medeplichtigheid aan de heling subsidiair heling, had als tussenpersoon de verkochte auto afgeleverd. Van de ƒ 3000 die hij ontving, kreeg hij van D. ƒ 800: ƒ 540 omdat hij dat bedrag aan provisie tegoed had en ƒ 260 ter uitbetaling aan collega-colporteurs. De officier van justitie constateerde dat verdachte strafrechtelijke en civielrechtelijke verantwoordelijkheid door elkaar gehaald had. Hij achtte noch medeplichtigheid aan verduistering noch heling bewezen en vorderde vrijspraak.

Dezelfde verdachte stond vervolgens samen met de 23-jarige monteur A.A.S. W. terecht. Ze hadden in februari ingebroken in ’n woning in de Jan Haringstraat in Utrecht en ƒ 105 meegenomen. Allebei gaven ze geldgebrek op als reden voor de inbraak. De reclasseringsrapporten waren gunstig; mede in verband daarmee vroeg de officier 3 maanden voorwaardelijke gevangenisstraf met een proeftijd van 3 jaar. Voor W. vroeg hij daarbij ondertoezichtstelling van de katholieke reclasseringsvereniging. Bovendien eiste hij tegen ieder ƒ 300 boete subsidiair 3 maanden hechtenis.

De president mr. J. Gijssen zal 1 juli uitspraak doen.

Utrechts Nieuwsblad 1 juli 1963 [bij 18 juni 1963]

… De 25-jarige H. K. en de 27-jarige W. werden conform de eis van de eerste tenlastelegging vrijgesproken, voor het tweede feit werden zij ieder veroordeeld tot drie maanden voorwaardelijke gevangenisstraf en een boete van 200 gulden.

Openbare Lagere School I, de Koningin Emmaschool

Lager onderwijs werd in het dorp (oud)Zuilen gegeven op de openbare school. Met de groei van Zuilen kwamen er veel meer openbare scholen. Het werden er zes. In het begin kregen ze een nummer, Later werden de scholen vernoemd naar leden van het Koninklijk Huis. De oudste werd toen de ‘Koningin Emmaschool’. Deze school bestond op 17 juni 1947 zestig jaar. Daarover stond dit bericht in het Utrechts Nieuwsblad.

School no. 1 bestaat zestig jaar

De openbare lagere school no. 1 te Oud-Zuilen bestaat 17 Juni a.s. zestig jaar. Toen in October 1878 de heer mr. Willem Rene Baron van Tuyll van Serooskerken was overleden, werd zijn echtgenote, Jonkvrouwe Françoise Margaretha van Weede, Ambachtsvrouwe van Zuylen en Westbroek. Zij schonk een stuk grond, om daarop een nieuwe school te bouwen. Wel bestond er reeds een inrichting van onderwijs, benevens een a.g. “Meesterhuis”, doch een en ander was zeer primitief en vroeg om verbetering. Spoedig na de schenking volgde de aanbesteding, waarbij de inschrijvingen bleven beneden de f 15.000.

Zuilen bestond toen uit ongeveer 500 inwoners. Het eigenaardige bij de geweldige uitbreiding van Zuilen is geweest, dat de uitbouw niet begon vanuit de kom van het dorp, doch vanuit Utrecht. Daardoor bleef Zuilen, dat nu niet ten onrechte Oud-Zuilen wordt genoemd, geïsoleerd en zal dit nog wel lang blijven. Wel gaat de uitbouw meer en meer in de richting van het oude dorp, maar het is niet te verwachten, dat het nog eens bereikt zal worden. Veel vooruitzicht is er dan ook voor Oud-Zuilen niet.

Het ligt in de bedoeling, dit 60-jarig bestaan niet geheel onopgemerkt te laten voorbijgaan. Er is een beroep gedaan op de oud-leerlingen en andere belangstellenden, om aan het hoofd der school, de heer J.C. Kreugel, een feestgave te doen toekomen, waarna nadere plannen ter herdenking zullen worden bekend gemaakt.

Openbare school I

Zonder woorden…

Over de familie Hoogenboom die naar Australië vertrok…

In de jaren vijftig en zestig gingen heel veel landgenoten hun geluk elder beproeven. Zij vonden ons land vaak te vol geworden. Maar een hele familie? Zo haalde de familie Hoogenboom de krant wel natuurlijk. Hierover schreef het Utrechts Nieuwsblad van 16 juni 1956:

UTRECHTERS ALS EMIGRANTEN

Hoogenboom-familie pakte het grootscheeps aan

(Van onze correspondent in Australië)

Hoogenboom

Het viel niet mee om de Hoogenboom-familie bijeen te krijgen om een foto te nemen. Ik moest er zelfs de scheepsomroep voor gebruiken. Want terwijl de diverse „vaders Hoogenboom” in de rij stonden om alle officiële plichten jegens douane- en immigratie-autoriteiten te vervullen, hingen andere leden der familie over de reling om de Sydney-groep van de Hoogenbomen te begroeten. Maar op bijgaande foto ziet u toch de Utrechtse groep op het dek van de „Johan van Oldebarnevelt” verenigd.

Twintig „man” sterk geëmigreerd

„Ja, we besloten maar te emigreren”, vertelt mij de „pater familias” der familie, de heer N. Hoogenboom.

In dat „we” zijn vier gezinnen inbegrepen.

Daar waren dan allereerst grootouders Hoogenboom uit de Adelboldstraat 11 in Utrecht. Hun gezinszorg strekt zich nog uit over een zoon van negen en vijf dochters in leeftijd variërend van acht tot eenentwintig. Hoogenboom zelf was timmerman, doch meende in dat groeiend Australië betere kansen te hebben.

Natuurlijk emigreerde hij voornamelijk voor de kinderen. Dan was er de 33-jarige Pieter Hoogenboom uit de Corn. Dirkszstraat 41 in Utrecht. Hij heeft behalve zijn echtgenote ook een dochtertje en twee zoons; de oudste zoon is 15. Hij was stoffeerder en hoopt in Australië weer op de stoel te komen.

Adrianus Hoogenboom, 31 jaar woonde in de Linnaeusstraat 34, bracht mét vrouw, ook twee kinderen mee. Hij volgde vaders voetsporen wat het beroep betreft, evenals de 26-jarige Wilhelmus Hoogenboom, die met vrouw en dochtertje de woning aan de Adelbolstraat 11 had verlaten om zich bij de familie te voegen.

Met z’n allen naar ’t kamp

Neen, een huis was er niet gereed voor hen; hoe zou dat ook kunnen. Je moet in Australië al blij zijn indien je ergens een kamer op de kop kunt tikken.

En daar kan geen familie van twintig in.

Kamp Scheyville, op 60 km afstand van Sydney, bracht de oplossing.

„Het zal hier best gaan”, sprak grootvader Hoogenboom, die de leiding had bij het embarkeren.

„We hebben in elk geval een dak boven ons hoofd”, sprak hij monter. De familie vulde bijna de hele autobus en het was een toer om alle bagage bijeen te houden. Doch met zoveel beschikbare handen was het licht werk en de vrouwen konden op de kleuters letten.

„Hoogenhoom-wijk”

In Scheyville-kamp bezetten ze een „Hoogenbomen-wijk”.

„Gunst nog toe, het viel me hier niks mee toen we pas aankwamen”, erkent grootmoeder Hoogenboom. „Maar weet u, de kinderen zijn direct aan het werk gegaan, maakten de hutten flink schoon en richtten die zo gezellig mogelijk in. En nu is het hier best uit te houden”, zegt ze tevreden.

Nu ja, ze wil uiteraard zo gauw mogelijk uit het kamp zien te komen, maar met zo’n hele sleep bij je, is de oplossing daarvoor niet ineens gevonden.

Doch er zijn genoeg leden der familie die een hamer weten te gebruiken en dan is in Australië dè oplossing: je eigen huis bouwen.

In Hoogenbomen-wijk domineert de Nederlandse taal, ondanks de Polen, Slowaken, Italianen en een tiental andere nationaliteiten die in het kamp zijn.

Over de proviandering behoeft men zich geen zorgen te maken, daar zorgt de grote keuken voor.

Met het werk was het al dadelijk in orde; drie man begonnen in het nabij gelegen Richmond als timmerlieden en het loon is zeer behoorlijk. Er zijn enkele meisjes die op een atelier aan de slag kunnen, zodat het totale inkomen ruimschoots, dat van de kosten dekt!

Dochter ging vóór

Overigens was deze twintig koppen sterke Hoogenboom-familie de dochter T. Werle-Hoogenboom naar deze zijde van de evenaar gevolgd. Want zij was enkele jaren eerder uit de Busken Huetstraat 10 in Utrecht naar Australië getogen, waar Werle als elektrisch lasser nu werkzaam is.

Zij wonen nu in het mooie kustgebied van Ettalong, waar ’s zomers vakantiegangers uit Sydney en het achterland de pensions en stranden vullen.

Dat zij hun familie geen onderdak kon verlenen is te begrijpen.

Werle had geboft, want dank zij een Utrechtse familie had hij bij aankomst in dit land reeds de beschikking over een huis, zodat het kamp in elk geval aan hen bespaard bleef. Het waren mede zijn enthousiaste brieven, die de hele verdere familie de grote oversteek deed ondernemen. Dat versterkt de Nederlandse gelederen hier!

Papegaaien in het Julianapark, een heel laantje vol!

In het Julianapark zijn in de loop der jaren heel wat dieren gekomen en gegaan. Zo ook de Papegaaien. Er was een heel ‘Papegaaienlaantje’, maar dat mag allemaal niet meer. Dat ze wél voor het nodige vertier zorgden, blijkt uit het volgende bericht dat in het Utrechts Nieuwsblad van 15 juni 1963 geplaatst werd:

JULIANAPARK

,Je hebt er zo aanspraak’

Papegaaien zijn (hoe kan het) soms brutaal

(Van een onzer verslaggeefsters)

ACHTER HET gewoel van de Amsterdamsestraatweg ligt een dorp in zakformaat. Een heel rustig dorp, waar toch veel te beleven valt. Het heeft een soort brink, waar de mensen op lange banken gezeten met elkaar praten. Er is een sociëteit waar je niets kunt drinken, maar waar des te meer wordt geconverseerd, bijvoorbeeld met de papegaaien. Dan is er nog een dameskrans, op de speelweide. Kinderen zijn ook toegelaten. En voor de dorstigen is er het plaatselijke café, dat hier „paviljoen” heet. Dit alles te samen heet Julianapark, dat vreemd genoeg bijna een stadsbreedte van het Wilhelminapark af ligt. Het is er gezellig en rustig.

De mensen die hier komen lijken stamgasten. Zij kennen elkaar, noemen de papegaaien bij naam en zeggen familiaar: „Dag Knor” tegen een inderdaad diep uit de buik knorrend vogelbeest. Er komen hier overwegend gepensioneerden, een enkelling die blijmoedig in de ziektewet loopt en — natuurlijk — de moeders, de baby’s en de kleuters. Voor iedereen is er een rustig plekje in de zon of de schaduw en er zijn stille banken, omringd door struikgewas, waar overdag de bejaarde mannen dammen. Wie hier vaker komt, weet dat zij hele competities spelen.

Papegaaien a

EEN SCHOMMELENDE papegaai is iets waar kinderen verrukt van worden.

Ernstig zitten zij op de bank. Het dambord in het midden en twee of drie mannen aan iedere kant er van. Oude gezichten, waarop de schaduwen nog dieper worden, nu het zonlicht er door de bladeren opvalt, zijn diep geconcentreerd gericht naar de stenen. Een hand waar de aderen als boomwortels op woekeren, pakt een steen, verschuift … Stilte, niemand zegt wat, er wordt alleen aan sigaren getrokken. De rook er van geurt naar opa’s die zondags op bezoek komen en die voor ieder kleinkind nog een dubbeltje hebben.

Verleidsters

Verderop scheurt een scherp gekrijs de lucht. Daar zijn de stokken waaraan een kleine ketting de papegaaien enige levensruimte gunt. Zij zitten er in hun kakelbonte veren, rood, gifgroen, oranje. Wilde kleuren die hier niet vloeken. Eén papegaai ziet er heel gedistingeerd uit. Wit zijn z’n rug en vleugels, geel zijn staart en zijn kuif. En zijn zwart, triest oog is verleidelijk lichtblauw omrand, alsof hij is geschminkt voor het toneel. Hij heet Jacob, een gekke, buitelende vogel die niets liever doet dan knopen van herencolbertjes eten.

Jacob kom eens op mijn arm, zeggen de stamgasten tegen hem en dat doet hij dan graag. Hij kijkt je eens aan, zet zijn kuif op, een vlugge beweging en weg knoop. In het zand. Jacob hapt vliegensvlug met zijn zwarte snavel en zijn rare grijze tong die als een bolletje kauwgom in zijn bek beweegt. Dan kan het voorkomen dat hij trots en uitdagend zegt: Jacob, Jacob, en soms een scheldwoord. Maar dat doen meer van de papegaaien die daar zitten.

Dat ondervindt een oudere dame, die minzaam tot een groen met rode papegaai spreekt: „Ben jij lief, ja hè jij bent lie-ief …” Als de vogel met een prachtig gearticuleerd scheldwoord antwoordt, is haar vertrouwen niet geschokt. Het zijn leuke beesten, weet u, maar zo duur. Tweehonderdvijftig gulden kost zo’n kleintje. Je hebt er zo’n aanspraak aan, vooral als je wat ouder wordt …

Ach ja, wat zijn er veel wonderen in een zo’n park. Vooral voor de kinderen. Zij voeren de herten brood, kijken verrukt naar heel kleine konijntjes, die net als hun ouderpaar al vlug kunnen hippen, de oren als een V-teken op de kop. Alleen de vissen worden niet aangehaald, die zwemmen doodrustig vlakbij het lawaai en toch ver er van af, in hun ondiepe vijver. Er waggelen eenden en flamingo’s lopen er statig als roze juffers, die zich ver verheven voelen boven het gewoel beneden.

Adembenemend is de pauw, het toppunt van mannelijke ijdelheid met tientallen groenviolette ogen die je op zijn lange staart om erkenning van hun schoonheid vragen. De herten staan maar melancholiek te doen. Die beestjes lijken altijd aan een soort Weltschmerz te lijden. Hoe is het nu gegaan? Heeft Juliette Gréco de herten nagedaan, of proberen de herten even vochtig triest als Gréco te kijken …

„Willem”

De moeders op de speelweide hebben hun bleke armen uit de wollen vestjes gehaald en hopen op bruin van de zon. De kinderen tuimelen in het gras en de oude mannen peinzen achter rookkringetjes. Op een houten gebouwtje met banken rondom staat een hart getekend met wit krijt. „Willem” staat er naast de doorborende pijl.

Aan de uitgang van het park staat een fotograaf met houten beesten waarop de kinderen kunnen poseren. Ook bruidsparen komen graag in het park voor een plaatje bij de papegaaien of onder romantisch ritselend lover …

Papegaaien b

DAMCOMPETITIE. Op een rustig schaduwrijk plekje in het park spelen de mannen menig spelletje.

Over de Zuilense gymnastiekvereniging ‘Sport Vereent’.

Daar vind je ook niet veel meer van terug: sportdemonstraties in het Julianapark. (Nou ja, het ‘Tap-festival, maar bierdrinken is geen echte sport toch?) De grote Zuilense gymnastiekvereniging ‘Sport Vereent’ deed daar nog wel eens een boekje open over het ‘kunnen’ van haar leden. In het Utrechts Nieuwsblad van 14 juni 1954 schreef men erover:

Sportdemonstraties in Utrecht

Zaterdag zijn de demonstraties van diverse veldsporten begonnen, die onder leiding van het Sportcontact in het kader van de Stadsontspanning in de komende maanden zullen worden geboden.

In het Julianapark bestond een flinke belangstelling voor de Softbalwedstrijd en de Volleybalwedstrijd. Het Softbal geniet onder de sportliefhebbers nog geen grote belangstelling, een gevolg van het feit, dat deze soort van sport nog maar weinig wordt beoefend. Men kan het spel vergelijken met honkbal. De afmetingen tussen de honks zijn echter kleiner en de bal is zwaarder. Daardoor wint het geheel in snelheid.

De strijd ging tussen de Softbalclub “Bussum” en een combinatie van Utr. Softbalverenigingen S.O.S., Midland en Isthmia. De Bussumse gasten wonnen met 8-4.

In het Julianapark had ook een Volleybalwedstrijd plaats tussen de herenploegen van Athlon en Phyllon. De uitslagen waren hier: eerste deel 15-6 voor Phyllon; tweede deel 15-10 voor Athlon derde deel 16-14 voor Phyllon.

Op het terrein van Kampong op Maarschalkerweerd had een cricket-wedstrijd plaats tussen een Utr. Cricketelftal en een ploeg van Still Going Strong. Dit laatste team bestaat uit spelers uit het gehele land en men zou het kunnen vergelijken met het Zwaluwen-team, zoals men dit in de voetbalwereld kent. Mede door het minder gunstige weer was hier vrijwel geen publiek.gymnastiekvereniging

Gymnastiekvereniging ‘Sport Vereent’ schuwde de demonstraties in  het Julianapark niet. Met levensgevaarlijke acties, dat wel…

De Huishoudschool aan de Pionstraat in Zuilen.

Over de Huishoudschool in Zuilen, een schoolvariant die ze NOOIT af hadden moeten schaffen! Lees erover in het Utrechts Nieuwsblad van 13 juni 1963

OP DE HOEK van Pionstraat en Nijenrodelaan in de Utrechtse wijk Zuilen is de tweede r.-k. huishoudschool in aanbouw. Het gebouw, waarvan in september de bovenverdieping in gebruik wordt genomen, is bestemd voor de 150 leerlingen van deze school, die uit Utrecht, maar ook uit plaatsen als Maarssen en Breukelen komen. Op het ogenblik zit men over vier gebouwen verspreid: bij de eerste r.-k. huishoudschool aan de Nieuwe Kamp en in schoolgebouwen aan de Daalsedijk, de Oude Gracht en de Kanaalstraat. De school heeft een hal van 70 meter lengte, die als overblijflokaal en vergaderruimte zal worden gebruikt. Begin 1964 verwacht men de officiële opening van het 16 lokalen tellende gebouw.

Huishoudschool

De Huishoudschool werd gebouwd in 1964 maar was geen lang leven beschoren.

Tuin van Kol – Julianapark – Tuin van Kol – en weer Julianapark (maar liever weer Tuin van Kol

Alweer het Julianapark dat uw aandacht vraagt. In het Utrechts Nieuwsblad van 12 juni 1940 stond het volgende:

Volle zomer in het Julianapark

Het gaat er meer en meer op lijken, dat de achter ons liggende buitengewoon langdurige, strenge winter gevolgd wordt door een eveneens ongewoon langdurig tijdvak van prachtig zomerweer. Sinds vele weken immers verheugen wij ons thans, midden Juni, in een stralende zonneschijn en blauwe lucht. Na de vele doorgestane wintermisère doet het volop genieten van warmte en zonneschijn wel zeer weldadig aan.

Ook lijkt het wel, of de planten, boomen en struiken, na de in den winter 1939-1940 doorgemaakte lange en diepe rustperiode, ongekend rijkelijk bloeien en geuren.

In het Julianapark althans is het thans een haast bedwelmende weelde van honingzoete geuren der bloesems van de acacia’s en van de jasmijn. Ook de rozen beloven dit jaar bijzonder mooi te zullen bloeien.

Maar ook voor hen, die zich interesseeren voor jong leven onder het gevogelte, valt thans in dit park al een en ander te bewonderen.

In het perk van de ooievaars, reigers en pelikanen bevindt zich ook een paar Casarca’s, bontgekleurde watervogels, die ook, wat groote betreft, zoowat het midden houden tusschen ganzen en eenden. Deze Casarca’s nu hebben thans elf gezonde kuikens, die het best maken.

Ook een paar Magalhaenganzen in den hertenkamp hebben met succes gebroed. De uiterst waakzame ouders wandelen met hun vijftal kuikens bedrijvig rond.

De ijverige tuinbaas zorgt ervoor, dat het zijn kuikens niet aan opfokvoer ontbreekt. Ook het warme weer is voor het jonge goedje gunstig en zoo is de kans zeer groot, dat de in het Julianapark geboren jonge vogels voorspoedig opgroeien.

Deze dagen worden voorts ook kuikens verwacht van witte boschfazanten, waarvan de eieren bebroed worden door een krielkip – en hoopt men op jonge Toulouseganzen, daar men een aantal broedeieren van deze soort heeft toevertrouwd aan een broedsche kalkoen.

De reeds in Mei geboren kuikens van kalkoenen, zilverfazanten en waterhoenders zijn al haast geheel bevederd en dus over de gevaarlijke periode van de eerste levensweken heen.

Bij voldoende deelname zal op Woensdagavond 19 Juni a.s. bij goed weer onder deskundige leiding een rondwandeling in het park gehouden worden, waarbij de aandacht zal worden gevestigd op het interessante gevogelte. Samenkomst te 19.30 uur bij den ingang van het park.

Julianapark

Mooi plaatje van een mooi park: het Julianapark (dat in de Tweede Wereldoorlog nog omgedoopt zal worden tot ‘Tuin van Kol’.

Noodweer in Zuilen is ook van alle tijden…

Natuurlijk zal de opwarming der aarde ons weer wel beïnvloeden. Maar noodweer kwam wel eerder voor (toen we nog nooit van ‘opwarming der aarde’ gehoord hadden!). Zo lezen we in het Utrechts Nieuwsblad van 11 juni 1957:

Noodweer barst los boven stad Utrecht

Straten en pleinen blank; huizen ondergelopen

(Van een onzer verslaggevers)

EEN naar karakter tropische regenbui overspoelde gistermiddag de straten van Utrecht. Om vier uur kondigden enkele donderslagen een „plaatselijk” buitje aan, dat echter menigeen nog lang zal heugen. Binnen een paar minuten werden de pleinen tot vijvers en de straten tot gorgelende beken. Kelders en souterrains liepen vol en de brandweer geassisteerd door de politie moest op tientallen plaatsen ingrijpen in deze onvoorziene noodsituatie.

Het uitzicht bedroeg op het hoogtepunt van de bui nauwelijks een meter. Knetterende salvo’s rommelden over de stad.

… Terzelfdertijd ontstond in de Réaumurlaan in Zuilen groter consternatie. Op nummer 24III haalde bliksem een schoorsteen van het dak en er viel in het perceel een plafond naar beneden. De Zuilense vrijwillige brandweer hielp de bewoners orde op zaken te stellen.

… De telefoon in de brandweerkazerne stond niet stil. Van overal kwamen kreten om hulp. Wel vijftig naar men ons verzekerde. Slechts in drie gevallen was de smeekbede gerechtvaardigd, nl. in de Johannes Uitenbogaertstraat, in de Lange Jansstraat en op de Joh. Wagenaarkade konden de mensen de hulp van de brandweer niet ontberen. De anderen konden het met dweilen en emmers af. Overigens waren daar toch wel percelen bij waar de bewoners halverwege hun knieën in ’t water stonden. Een echte brandmelding kwam van een bakker op de Amsterdamsestraatweg 441. Degeen, die voor het onweer begon iets in vet had staan bakken liep naar buiten om de regenbui te zien. Achter hem sloeg toen de vlam in de pan. De brandweer bluste het vuur met een schuimblusser.

Amsterdamsestratweg 441

Matige kwaliteit, maar dit is het pand Amsterdamsestraatweg 441. Links de Oranjekerk. Een en ander is bij de Cornelis Mertenssstraat. (met driemaal ‘s’ dus!)