De A.H.G. Fokkerstraat

A.H.G. Fokker werd door A.H. Pasman, in een knipsel bij de onthulling van het Vliegermonument, kort en bondig beschreven:

‘Behaalde zijn F.A.I. brevet op 16 mei 1911. Hij vervaardigde zelf het befaamde toestel ‘De Spin’. Na succesvolle deelname aan vliegwedstrijden, richtte hij in 1913 in Duitsland zijn eerste fabriek op. Met het D-7 type had hij tijdens de eerste wereldbrand veel succes en hij loste het vraagstuk op om door het schroefveld te kunnen schieten. In 1919 werd in de Elta-gebouwen te Amsterdam de bekende vliegtuigfabriek begonnen. Met zijn toestellen werden de eerste vluchten gemaakt over de Noordpool en de Atlantische Oceaan, alsmede de pioniersvluchten naar de beide Indiën’.

De naar Anthonie Fokker genoemde straat is een vrij lange straat met naar de oude Zuilense begrippen toch maar weinig winkels. Op de hoek met de Adriaan Mulderstraat zat een schildersbedrijf (postadres Adriaan Mulderstraat) en naast nummer 57 kwamen we bij de tandtechnicus Van Emmerik. De melkfabriek van de heer Stam (Elinkwijkse Melk Inrichting) was weliswaar bereikbaar via een poort aan de Adriaan Mulderstraat, maar de fabriek zelf was gevestigd op het binnenterrein tussen de A.H.G. Fokkerstraat en de F. Koolhovenstraat.

– Over de geschiedenis van deze melkfabriek leest u de qr-tegel in de F. Koolhovenstraat. –

Na de Tweede Wereldoorlog kreeg de straat ook openbaar vervoer. En hoe! Buslijn 3 rijdt door de A.H.G. Fokkerstraat. Een kort gedeelte slechts, van de Prins Bernhardlaan naar de Adriaan Mulderstraat, maar toch!

De A.H.G. Fokkerstraat (links op de voorgrond een stukje van de Prins Bernhardlaan) vanuit de lucht. In het pand op de hoek rechts, vestigden de heer en mevrouw Bisschop hun ‘Zuilensche Apotheek’. De eerste twee woningen daarnaast werden het domein van tandarts J.P. Boelens. Op de linkerhoek vestigde zich J. Vinkenborg als huisarts. Al met al een van de eerste Zuilense Gezondheidscentra.

Mogelijk omdat de straat tijdens de Tweede Wereldoorlog nog niet of nauwelijks bewoond werd, zijn er tot nu toe geen verhalen uit die tijd over de A.H.G. Fokkerstraat bekend. Hoewel… in een lijstje waarin de medewerkers van de L.O.[1] te Zuilen worden gemeld staat wel de heer W.F. Brohm (schuilnaam ‘De Wit’), Fokkerstaat 2.

Wie verhalen van die periode kent, die te maken hebben met de straat én de Tweede Wereldoorlog wordt vriendelijk verzocht ze op te schrijven en aan ons toe te sturen. Bij voorbaat dank!

.Terwijl dus de verhalen over de straat tijdens de oorlog ontbreken is een opmerkelijk groot aantal foto’s dat in de A.H.G. Fokkerstraat gemaakt werd van de Bevrijdingsoptocht. Heel veel verschillende thema’s van de optocht werden op de gevoelige plaat (zo heette het fotomateriaal vóór de komst van de digitale fotografie) vastgelegd, terwijl ze door de A.H.G. Fokkerstraat lopen.

De vier seizoenen in de Fokkerstraat, voor de optocht. Zomer: Tinie Sparrius, herfst: Henk Bergman. Anderen? Tinie Sparrius schreef ons: ‘Ik droeg een doopjurk versierd met papieren bloemen’.

Meer weten over de A.H.G. Fokkerstraat en/of Zuilen: www.museumvanzuilen.nl

[1] Landelijke Organisatie voor Hulp aan Onderduikers, werd vrijwel altijd met de twee letters L.O. aangeduid

De F. Koolhovenstraat

Frits Koolhoven werd door A.H. Pasman, uitgever van het toenmalig huis-aan-huisblad ‘Zuilens Nieuwsblad’,  kort en bondig beschreven:

‘Behaalde zijn F.A.I.-brevet op 20 oktober 1910. Na belangrijke successen bij de vliegtuigindustrie in Frankrijk en Engeland keert hij in 1920 naar ons land terug in zijn auto branche. De F.K.–23 jager was een van zijn beroemdste producten in Engeland. Via de ‘Nationale Vliegtuig Industrie’ ontstond de fabriek der Koolhovenvliegtuigen op Waalhaven bij Rotterdam’.

De naar Koolhoven genoemde straat loopt grotendeels parallel aan de Westinghousestraat in de Oude Bouw. Het aantal winkels is op de vinger van een hand te tellen: in deze straat vonden we er slechts twee, waaronder wel een van de bekendste Zuilense rijwielhandelaren, die bovendien nog steeds bestaat, de winkel van Cor Macco.

Deze winkel kent vele verhuizingen: begonnen in een hal van schildersbedrijf Pijper aan de H. Wijnmalenstraat, ging later naar de hoek Adriaan Mulderstraat en de F. Koolhovenstraat, daarna verhuisde zoon Peter Macco de winkel naar de Amsterdamsestraatweg en tegenwoordig vinden we de winkel aan de Nijverheidsweg en treed (klein)zoon Jimmy in de voetsporen van zijn (groot)vader.

De fietsenwinkel van Macco op de hoek Adriaan Mulderstraat/F. Koolhovenstraat.

Veel winkels vinden we dus niet in deze straat, maar er heerst wel bedrijvigheid. Ingesloten tussen de Adriaan Mulderstraat, A.H.G. Fokkerstraat en F. Koolhovenstraat lag de ‘Elinkwijkse Melk Inrichting’ van Stam. Ooit van start gegaan in Vianen, vestigde Stam zich in de wijk Elinkwijk, groeide verder uit zijn jas en zette zijn melkgroothandel voort op dit terrein.

Interieur van de melkfabriek van Stam op het binnenterrein tussen de A.H.G. Fokkerstraat en de F. Koolhovenstraat. Menig bewoner van de F. Koolhovenstraat is wakker geschrokken van de rammelende melkbussen die bij de E.M.I. verwerkt werden.

Een wat minder bekende naam in het verzet van Zuilen is M. (Machiel) Kollaard. Hij maakte deel uit van het verzet, maar werd in 1941 al opgepakt. Hij werd verraden en heeft de oorlog vooral in de gevangenis van Sieburg doorgebracht. De werkzaamheden voor het verzet (onder andere het huisvesten van onderduikers) is voor de rest van de oorlog voortgezet door zijn vrouw. Tot verrassing van de familie kwam Machiel in april 1945 de huiskamer binnenstappen. Na de oorlog begon de heer Kollaard een ‘Scheveningse Vishandel’. Begin jaren vijftig met een haringkar op de Sweder van Zuylenweg (hiervan hebben nog veel werknemers van Werkspoor plezier gehad) en later in de winkel op de hoek van de F. Koolhovenstraat en Swammerdamstraat.

Op de andere hoek van de Swammerdamstraat en de F. Koolhovenstraat was een filiaal van de Nutsspaarbank gevestigd. Dat verhuisde later naar het Bisschopsplein.

Na de oorlog werd in heel Zuilen uitgebreid de Bevrijding gevierd. Optochten liepen door alle straten van Zuilen, iedereen liep mee, en iedereen was ook verkleed. Opmerkelijk is de organisatie (het bestuur van de buurtvereniging ’t Zand), die ervoor zorgde dat er in de ongelooflijk veel thema’s die werden uitgebeeld, bijna geen doublures liepen!

Bevrijdingsoptocht door de F. Koolhovenstraat: bakkertjes, clowns rooskapje enz.

De F. Koolhovenstraat lag nogal in de buurt van de staalfabrieken van J.M. de Muinck Keizer (Demka). Dat blijkt ook uit een van de herinneringen aan de straat die Peter John Buijs schreef naar De Oud Utrechter:

‘Staalfabriek

Als het ’s avonds stil werd in de buurt klonken nog de geluiden van de staalfabriek DEMKA waar ’s nachts werd doorgewerkt. Van de kranen die knarsten over hun rails. Van de smeltbekers die hun sissende inhoud loosden. De grommende walsen en het vallen van plethamers zo groot als een huis. De omes en tantes hingen nog wat na, achter, langs de poort. In de verte golfde, op de vochtige lucht, het geplof van een sleepboot die een konvooi motorloze aken over het Amsterdam-Rijnkanaal trok.’

Meer weten over de F. Koolhovenstraat en/of Zuilen: www.museumvanzuilen.nl

De Cornelis Mertenssstraat

Deze straat werd genoemd naar Cornelis Mertenss, predikant te Utrecht van 1585 tot 1589.

Voor een beschrijving van de Cornelis Mertenssstraat ‘van toen’ gaan we aan de wandel alsof het 1938-’39 is en lopen vanaf de Amsterdamsestraatweg aan de oneven kant. Dit tijdspad is niet toevallig gekozen. We beschikken over een adressenbestand uit die tijd, dus kunnen we als we door deze straat lopen aangeven wie er woont of welke winkel er zat.

Op nummer 7 zit J. van Dijk met zijn handel in chocolade en suikerwerken. Na een lange rij woningen komen we bij nummer 47. Hier worden tijdens onze passage de ‘koloniale waren’ verkocht door de heer H. van Breukelen. Het pand heeft enige ‘geschiedenis’, maar het wordt een ingewikkeld verhaal:

Op dit adres is in 1934 J. Visser (de vader van ‘Visser’s Bandenhuis’ tientallen jaren gevestigd op de hoek Van Egmontkade-Marnixlaan) begonnen met zijn melkhandel. Visser begon hier, op de kruising van de Cornelis Mertenssstraat en de Werner Helmichstraat. Twee jaar later verhuisde Visser naar het pand op de hoek bij de Van Egmontkade, in het pand waar in 1953 de dochter van de bekende Zuilense schillenboer, Engel Grave, een van de eerste, maar zeker een van de bekendste snackbars van Zuilen begint: De Lekkere Hap.

Visser was in die periode al aan het samenwerken met Beer van Zijl, die in de Cornelis Mertenssstraat 59 een garagebedrijf had. Toen kort daarop Van Zijl naar de Marnixlaan vertrok is Visser gestopt met zijn melkhandel en heeft hij de garage en taxibedrijf verder alleen voortgezet.

Aan de ‘even-zijde’ van de Cornelis Mertenssstraat ontbreken de winkels, op de kerk en wasserij na, vinden we hier alleen maar woningen. De Oranjekerk op de hoek is nog in zijn geheel aanwezig. Wat veel mensen niet weten is hoe de achterkant van de kerk eruit zag. Die was vanwege de latere bebouwingen uit beeld. Maar de eerste bewoners van de Cornelis Mertenssstraat hadden nog wel een mooi zicht op deze kerk.

Nummer 38 huisvestte de familie De Keijzer. Een dochter vertelt:

‘Mijn vader, Johannes H. de Keijzer, had een verhuisbedrijf in de Cornelis Mertenssstraat 38 te Zuilen.

Alle drie mijn broers, Pé, Kees en Roel, hebben korte of langere tijd bij mijn vader gewerkt. Zij zijn later hun eigen weg gegaan.

Op 10 mei 1940, de Tweede Wereldoorlog was net uitgebroken, stonden ’s morgens vroeg mannen voor de deur die in opdracht van het bestuur van de gemeente Zuilen de auto kwamen halen. Daarmee was mijn vader meteen zijn inkomsten kwijt. Gelukkig vond hij nog wat werk bij de broers van mijn moeder. Die zaten namelijk ‘‘in het fruit’’.

De verhuiswagen van mijn vader werd ingericht als EHBO-wagen. Voor zover mij bekend heeft hij gedurende de gehele oorlog nooit dienst gedaan. Trouwens, ook de verhuiswagen van de heer W. van Haarlem was gevorderd. De twee auto’s stonden binnen in de garage van de heer Raassink aan de Amsterdamsestraatweg en waren tegen het einde van de oorlog nog in zeer goede staat. Mijn vader dacht na de oorlog meteen weer te beginnen met verhuizen. Dat ging dus niet door, want een paar dagen voor het einde van de oorlog, namen de Duitsers alsnog de auto’s mee om de spullen te vervoeren voor de aftocht.’

Jaren later kreeg J. de Keijzer een vrachtauto toegewezen. Hij moest die zelf gaan halen in Frankrijk.

Kort na de Tweede Wereldoorlog wordt ook een buurtvereniging opgericht die actief is in de Cornelis Mertenssstraat. Deze vereniging plant in de straat een zogenoemde Vrijheidsboom. Om deze boom komt een jaar later een ‘bezienswaardigheid’: een door de smederij Van Leusden uit de Voltastraat vervaardigd sierhek, naar ontwerp van de Zuilense gemeente-architect W.C. van Hoorn.

De vervangende verhuiswagen uit Frankrijk voor J. de Keijzer.

 Meer weten over de Cornelis Mertenssstraat en/of Zuilen: www.museumvanzuilen.nl

De Dr. Schaepmanstraat en het -plein

Begin wintigste eeuw streken twee fabriek neer in Zuilen: Bruggen- en wagonfabriek Werkspoor en Staalgieterij J.M. de Muinck Keijzer (Demka). Voor werknemers werden al snel woningen gebouwd door de algemene woningbouwvereniging ‘Zuilen’ en bouwvereniging ‘Elinkwijk’. In de toen nog sterk verzuilde samenleving ontstond behoefte aan woningen voor uitsluitend Rooms-katholieke bewoners. Voor hen bouwde ‘Prinses Juliana’ complex 2 op een kavel tussen de Geraniumstraat en de Tuin van Kol (het huidige Julianapark).

– De Rooms-katholieke woningbouwvereniging ‘Prinses Juliana’ zou eigenlijk ‘St.-Joseph’ gaan heten, maar in 1909, het jaar van oprichting, werd een prinsesje geboren. Het bestuur koos toen voor de naam ‘Prinses Juliana’.

De plannen voor complex 2 werden in eerste instantie afgewezen omdat ze in de ogen van de overheid te luxe waren. De afwijzing werd verdedigd met de opvatting dat het zulke luxe woningen zijn ‘dat het wel middenstandswoningen lijken’! Daarom moesten onderhandelingen de partijen op één lijn brengen en dat viel niet mee. Alle tegenslagen vertraagden de bouw van de 252 geplande woningen aanzienlijk. De eerste kwamen pas in 1928 beschikbaar en het ging in totaal vijftien jaar duren voordat het gehele project gereed is. Het waren dan wel meer woningen geworden.

De woningen in de Dr. Schaepmanstraat werden ontworpen door architect Rietbergen. ‘Het nieuwe complex bestaat uit arbeiderswoningen, die van ƒ 4,75 tot ƒ 6,50 [dat was per week, maar in guldens dus!] huur doen, gebouwd met rijkssubsidie, onder garantie van de gemeente.

Moeilijkheden bij den bouw hebben zich tot heden niet voorgedaan, of het zouden moeten zijn de moeilijkheden voor den architect om met een bouwsom van ƒ 2400.- per woning, alles (ook de grondprijs) inbegrepen, solide en aangenaam te bouwen.’

Herman J.A.M. Schaepman (1844-1903) was een Nederlands dichter, Rooms-katholiek priester, theoloog en politicus. Het devies van Dr. Schaepman luidde Credo, Pugno (Ik geloof, ik strijd). Mgr. Schaepman werd vaak aangeduid als ‘de doctor’.

In de Dr. Schaepmanstraat woonde op nummer 14 de familie Van der Werff. De heer des huizes, A.A. van der Werff, was voorzitter van de Nederlandse Rooms Katholieke Steenfabriekarbeiders Bond. Om zijn verdiensten voor de bond werd hij opgenomen in de gemeenteraad van Zuilen. De grootte van zijn gezin, veertien kinderen, maakte het noodzakelijk dat hij de beschikking kreeg over twee woningen om hen te huisvesten.

De heer van der Werff werd wethouder voor de Katholieke Volks Partij.

De zoon van deze wethouder, A.J. van der Werff, kwam kort na de Tweede Wereldoorlog om het leven. Hij was instructeur in het Nederlandse leger en zag leerlingen oefenen met handgranaten, dummy’s. De instructeur zag dat er een echte granaat tussen zat, die bovendien op scherp stond. Hij bedacht zich geen moment, schreeuwde de leerlingen weg en hield de granaat tegen zich aangedrukt om zo de gevolgen van de ontploffing voor andere omstanders zo klein mogelijk te laten zijn. Een en ander volgens de officiële instructies (!). Hij heeft deze daad zelf met de dood moeten bekopen.

 De heer A.J. van der Werff (zoon van de heer A.A. van der Werff) offerde zich op door een handgranaat tegen zich aan te drukken. Zo spaarde hij verschillende levens. Hij kreeg een begrafenis met militaire eer. Hier verlaat men de St.-Ludgeruskerk. De leden van de NBS  afdeling Zuilen vormden een erehaag.

Het bestuur van de St.-Ludgerusparochie organiseerde jaarlijks een bijzondere collecte die ten goede kwam aan het missiewerk. Dit deed men met een zogenoemde missieweek. Om de aandacht van de parochianen – van wie er natuurlijk heel veel in de ‘Julianabouw’ woonden – goed in beeld te houden werd een ‘Missiekruis’ geplaatst in het perk van het pleintje.

Meer weten over de Dr. Schaepmanstraat en -plein en/of Zuilen: www.museumvanzuilen.nl

De Groen van Prinstererstraat

De heer G(uillaume) Groen van Prinsterer naar wie deze straat vernoemd werd, was een staatsman en historicus. Hij leefde van 1801 tot 1876 en zijn politieke richting was antirevolutionair.

De Groen van Prinstererstraat maakt deel uit van het eerste complex dat werd gebouwd door de woningstichting ‘Eigen Haard’. In de (ook in Zuilen) verzuilde samenleving aan het begin van de vorige eeuw, werden voor verschillende zuilen aparte woningbouwvereenigingen/stichting opgericht. Naast de algemene woningbouwvereniging ‘Zuilen’, de Rooms-katholieke ‘Prinses Juliana’ en de Socialistische ‘Utrecht’ werd voor de gereformeerde leden van Rehoboth ‘Eigen Haard’ opgericht.

Het complex grenst van de Amsterdamsestraatweg tot aan de Abraham Kuijperstraat en van de Marnixlaan tot aan de Keucheniusstraat. Daarmee is dit de zuidelijkste bebouwing van Zuilen.

Het Museum van Zuilen heeft aan bezoekers (van de StraatReünies) altijd de oproep gedaan om de mooiste, leukste, dierbaarste enz., herinnering op papier te zetten. Voor de Groen van Prinstererstraat kregen we van de oud-bewoner Henk Bloemendaal het volgende verhaal:

Als geboren (16-02-1924) en getogen Zuilenaar in de Groen van Prinstererstraat 44, waar mijn ouders woonden vanaf 1923 ging ik naar de basisschool aan de van Hoornekade, heel toevallig Groen van Prinstererschool geheten. Later ging ik naar de Mulo in Utrecht. Daar deed ik op 28 mei 1940 mijn examen, 14 dagen na de inval van de Duitsers. Gelukkig werd het examen nog wel afgenomen door goeie Hollandse examinatoren die ook de regie voerden. Ik slaagde ook nog. Nu nog aan de slag zien te komen. Dat was in die tijd niet makkelijk, want had je geen werk kunnen vinden, dan werd je als jongen of man geregistreerd en liep je grote kans om in Duitsland te werk gesteld worden. Door bemiddeling van een buurman kon ik bij NS solliciteren en werd in dienst genomen op 21 mei 1941 als schrijver, de gebruikelijke benaming toen van de jongste bediende. Zo ontliep ik het tewerkstellen in Duitsland. Doch helaas keerde het tij in de zomer van 1943.

Toen werd NS verplicht 1500 jonge werknemers in de leeftijd van 17 tot 21 jaar op te geven, die bij de Deutsche Bundesbahn in Duitsland moesten gaan werken op de opengevallen posten van de Duitse spoorwegbeambten, die alsnog waren opgeroepen voor het leger aan de fronten. En zo kregen ik o.a. van NS een grote houten koffer waarin ik kleding, toiletartikelen, een helm en verdere nodige dingen kon meenemen naar Duitsland.

We moesten ons 12 september om 14.00 uur melden op station Amersfoort. Groot verdriet thuis bij de achterblijvers natuurlijk. Het was geen uitzwaaien toen we met de bus naar station Utrecht vertrokken. Mijn vader ging wel mee. Ik droeg die koffer. Maar onderweg zei mijn vader: “Jij gaat niet naar Duitsland, maar stapt in de tram naar Zeist, naar oom Piet en tante Truus, waar jij mag en moet onderduiken”.

Ik was helemaal van slag. Ik had het naar Duitsland moeten ook niet zo zien zitten, maar dit was een volkomen andere wending, die thuis niet was besproken. Er mocht zeker niets uitlekken toen, naar wie dan ook, vanwege eventueel verraad, dus daarom deze door mijn ouders gemaakte afspraak met de familie van mijn moeders kant.

Het “onderduiken” zelf was mij niet onbekend, dat kwam al vaker voor. Maar het vooruitzicht om nu zelf ergens anders te moeten verblijven en bijna niet naar buiten te kunnen op die leeftijd, bang om gearresteerd te worden door de Duitsers of de landverraders, die dit werk ook deden, was niet zo prettig. Hoewel, het was toch beter dan naar dat land te moeten.

Velen in de omgeving en in de familie hebben tijden lang niet geweten dat ik in Zeist was ondergedoken, het werd aardig geheimgehouden thuis. Eenmaal is de politie nog bij mijn ouders thuis geweest om het huis uit te kammen naar mijn aanwezigheid daar in Zuilen. Henk werd niet gevonden en de andere gezinsleden hebben zich op vragen van de politie niet versproken, zij wisten zogenaamd ook niet beter dan dat ik naar Duitsland was…

 Henk Bloemink met zijn houten koffer, gereed om… onder te duiken. Hij schonk deze koffer aan het Museum van Zuilen.

 Meer weten over de Groen van Prinstererstraat en/of Zuilen: www.museumvanzuilen.nl

De Van Hoornekade

De graaf van Hoorne behoorde met de graaf van Egmont en Willem van Oranje tot de belangrijkste edelen die in conflict geraakten met de Spaanse overheersing van de Nederlanden.

Voor de beide graven eindigde het hoog opgelopen conflict met een onder invloed van de Spaanse landvoogd Alva uitgesproken doodvonnis. In 1568 werden de graven op de Grote Markt te Brussel onthoofd. Willem van Oranje ontsprong dit lot door bijtijds te vluchten. Dit alles wordt wel gezien als het begin van de opstand tegen Spanje.

De Van Hoorne’kade’ is onderdeel van de zogenoemde ‘stemvork’, een geliefd ontwerp van Berlage. Hij ontwierp, samen met de directeur Openbare Werken Holsboer, een stedenbouwkundig plan voor Utrecht. Langs invalswegen kwam een watergang. Rond 1953 werd deze watergang vanwege de overlast van vuil (waar onder andere ratten op afkwamen) gedempt. – de overige wegen van deze stemvork waren de Royaards van den Hamkade, Laan van Chartroise en de Van Egmontkade.

In 1930 begon men met de graafwerkzaamheden die op 5 december van dat jaar leidden tot de ontdekking van ‘Het Utrechtse Schip’. De vondst werd direct herkend als van grote geschiedkundige waarde. Het schip werd tussen 997 en 1027 gebouwd.

Om het schip tegen de tand des tijds te beschermen werd het hout behandeld met creosoot, een teerproduct dat een doordringende geur afgeeft. Bezoekers van het Centraal Museum herinneren zich dikwijls nog deze geur als zij aan hun museumbezoek terugdenken.

In 1953 werd het water vanwege de overlast van vuil (waar onder andere ratten op afkwamen) gedempt.

Voor de geschiedenis van de Van Hoornekade gebruiken we de Stratengids 1940, met per straat, per huisnummers, de naam van de hoofdbewoner en zijn of haar beroep. Deze gegevens zijn aangevuld met advertenties en andere boekwerkjes. We lopen een denkbeeldige wandeling in de periode 1938-’39 over de Van Hoornekade, vanaf de Marnixlaan.

Op de hoek met de Marnixlaan zat A.M. Copier met zijn winkel in manufacturen. Langs de oneven kant naar de Burgemeester van Tuyllkade lopende kwamen we op nummer 3 bij slager E. Wit.

Aan de overkant zagen we de Groen van Prinstererschool liggen. Een prachtig ontwerp en uitgevoerd op in de stijl zoals Berlage dat bedoelde. Aan de oneven kant waren tot de Blois van Treslongstraat alleen maar huizen.

Op de hoek met ‘de Blois’ zat bakker J.D. de Ruyter. Op de hoek Van der Marckstraat zat H.H.J. Takkenberg, hij had een boekhandel. Zijn collega-winkelier op de volgende hoek was bakker G. Hoogendoorn.

Enige huizen na de hoek passeerden we de grens met Zuilen. (De oneven nummers hoger dan 37 en de even nummers boven de 28 zijn Zuilens.) We komen nog steeds bijna uitsluitend woningen tegen. Op nummer 53 (van de door ons gehanteerde oude nummering van 1938) stond de heer P.C. Moolenbeek te boek als bakker.

Van Birkhoff had op nummer 79 ook een bakkerswinkel.

We staan al bij de rotonde en passeerden nog slechts de slagerij van de heer A.H.J. Hermanns (op nummer 83), ‘Volksslagerij Goed en Goedkoop’.

Op de hoek met de Adriaan van Bergenstraat zat de groentewinkel van Van Willigenburg. In 1952 kwam zijn opvolger, Van Oort, hier de groenten verkopen.

Een verhaal dat bij de Van Hoornekade hoort:

In 1935 telde Zuilen 17.000 inwoners. Van de 5000 gezinshoofden waren er vrijwel constant 1200 zonder werk.

Georganiseerde werknemers kregen minder uitkering dan hun lotgenoten in Utrecht, omdat Zuilen in een lagere klasse was ingedeeld. Ook Zuilense arbeiders in de werkverschaffing ontvingen minder dan hun Utrechtse collega’s. Voor een broodmaaltijd kreeg de Utrechtse arbeider ƒ 2,50, de Zuilenaar ƒ 1,50. De werkloze bewoner van Van Hoornekade 28 (Zuilen) kreeg een lagere uitkering dan zijn buurman op nummer 26 (Utrecht) terwijl zij hetzelfde werk deden.

Het gevolg was dat Zuilense tewerkgestelden gingen staken. Burgemeester Norbruis vond hun beklag gegrond en raadde hen aan weer aan het werk te gaan: B. & W. zouden aan dat onrecht een einde maken.

Samen met wethouder Zachte vroeg en verkreeg Norbruis audiëntie bij de minister van Sociale Zaken, Slingerlandt. De gemoederen op het departement raakten zo verhit dat de minister beide heren op straat liet zetten!

Toch begreep men in Den Haag wel dat het zo niet kon: Zuilen werd bij de uitkering aan werklozen en de werkverschaffing gelijkgesteld met de grote steden.

Zaterdagavond 23 september 1944 omstreeks half elf brak voor de bewoners van de Van Hoornekade de hel los. Enkele bommen vernielden een aantal woningen. Zo ook de Van Hoornekade 41. Daarbij kwam de zoon van de familie Van der Woude om het leven. Hij was de enige die op dat moment thuis was. De materiële schade was groot. Het ging niet om een bombardement:, maar een Engelse piloot werd achternagezeten door enkele Duitse jagers en hij moest zijn last kwijt.

 

Meer weten over de Van Hoornekade en/of Zuilen: www.museumvanzuilen.nl

Héhé, de opening van het Museum van Zuilen is in beeld!

Vanaf zaterdag 5 juni mogen we u weer welkom het in het Museum van Zuilen

Te lang, veel te lang hebben we op bezoek moeten wachten. Op enkele dagen na een half jaar. We missen de verhalen, de bijdragen voor de collectie (hoewel dat nog heel aardig door bleef gaan). Maar vooral het contact! We laten u zo graag zien en horen wat er aan de geschiedenis van Zuilen bewaard is gebleven.

En nu mag het weer!

WELKOM! Uiteraard blijven er nog enkele beperkingen van kracht: u dient tevoren een boeking te doen (dat kan met deze link: reserveer-uw-bezoek/)

Dat een mondkapje verplicht is zult u hopelijk ook nog wel begrijpen. Maar laat het u er niet van weerhouden om een bezoek te brengen aan het Museum van Zuilen. Met de tentoonstelling ‘Ons Werkspoor’ en de (nieuw!!) de deeltentoonstelling ‘Werkspoor en Demka tijdens de Tweede Wereldoorlog.’

De Leeghwaterstraat

De heer Leeghwater heeft voldoende van zich doen spreken om een straatnaam naar hem te vernoemen. Waterbouwkundige Jan Adtiaanszoon Leeghwater (what’s in a name) leefde van 1575 tot 1650 en had de leiding bij het droogleggen van tal van meren, zoals de  Beemster, De Schermer, Hij is ook de schrijver van het Haarlemmermeerboek.

De Stephensonstraat is een van de eerste straten van Elinkwijk, de wijk die in Nieuw-Zuilen werd gebouwd voor de werknemers van de twee grote fabrieken die in Zuilen neerstreken: de Wagon- en Bruggenfabriek Werkspoor en Staalgieterij Demka.

De wijk ‘Elinkwijk’

Door de komst van Werkspoor (1913) en Demka (1916) ontstond een grote behoefte aan woningen in de omgeving van de beide fabrieken. Om een ‘mooie tuinwijk’ mogelijk te maken werd de benodigde grond door de familie Elink Schuurman, voor een matige prijs verkocht. Om de familie voor dit gebaar te eren werd daarom aan de wijk de naam Elinkwijk gegeven.

Het bouwplan is van architect Karel Muller en omvatte: ‘… 310 huizen, met enkele uitzonderingen van winkelhuizen en beambtenwoningen, alle voor werknemers bestemd, die hier voor een lage huur een ruime woning met flinke tuin voor het kweken van groenten verkrijgen.’ De huizentypes verschillen enorm: grote woningen voor de chefs en bazen en kleinere voor de arbeiders.

De Leeghwaterstraat

De Leeghwaterstraat is een korte straat waar geen winkeliers gevestigd zijn. Om u toch een idee te geven wie hier woonden (volgens een bestand uit 1938-’39 waarin per straat, per huisnummer wordt aangegeven wie de hoofdbewoner is en wat zijn/haar beroep is), stel ik hen aan u voor:

Op nummer 1 woonde de behanger J. Dolman.

Nummer 3 huisvestte P.G. Slot, arbeider bij Werkspoor.

Naast hem woonde A.S. Wijsman van beroep bankwerker. Dat was ook het beroep van zijn buurman op nummer 7: de heer E.H. van Pommeren.

Het wordt een heel fabriekje in deze straat. Op nummer 9 woonde de slijper J.Th. van Berkel en daarnaast woonden op de nummers 11 en 13 de families De Bruyne en Wijsman, van wie de kostwinners respectievelijk zandvormer en leemvormer als beroep hadden.

In het laatste huis aan de oneven zijde woonde de heer J. van den Aakster, die te boek staat als ‘werkman’

Zoals in de meeste gevallen heeft ook de Leeghwaterstraat twee kanten:

Aan de even zijde komen we op nummer 1 bij C. Koning, metaalbewerker.

Naast hem woonde de weduwe W.G.A. Hartsuijker-van der Vechte. Op de nummers 6 en 8 woonden J. Meijneke (gepensioneerd) en S. Lugten, draaier.

Als de draaier zich omdraaide naar de andere kant, kwam hij twee gepensioneerden tegen. Op nummer 10 W. Meijer en op nummer 12 W.J. Homburg.

 

Vermeldenswaard is nog een opmerkelijk knipsel uit een krant van 1934:

Utrechts Nieuwsblad 23 november 1934

 

Verplaatsing Hulppostkantoor Elinkwijk

De Directeur van het Postkantoor bericht ons, dat op Zaterdag 24 dezer na afloop van den dienst het hulppostkantoor te Elinkwijk verplaatst wordt van de Fultonstraat naar het in de onmiddellijke nabijheid gelegen perceel Wattlaan 4 hoek Leeghwaterstraat.

Zo hebt u een kijkje genomen in de Leeghwaterstraat van toen.

Het lijkt me sterk dat er straten in Zuilen of Utrecht, wat zeg ik, in Nederland waren, die fraaier versierd werden ter gelegenheid van de bevrijding dan die van ‘Elinkwijk’. Dit zijn de erebogen in de Leeghwaterstraat. Werkelijk fantastisch opgesierd met Rood Wit en Blauw, maar ook met heel veel groen.

Meer weten over de Leeghwaterstraat en/of Zuilen: www.museumvanzuilen.nl

De Siemensstraat

De combinatie van uitvindingen van Carl Wilhelm Siemens en Pierre Emile Martin brachten rond 1860 een nieuw fabricageproces voor de vervaardiging van staal uit ruwijzer(schroot). Het zogenaamde Martin-Siemensproces werd tot de jaren zeventig van de vorige eeuw toegepast, ook bij Demka de grote staalfabriek in Zuilen. De Siemensstraat is een van de eerste straten van Elinkwijk, de wijk die in Nieuw-Zuilen werd gebouwd voor de werknemers van de twee grote fabrieken die in Zuilen neerstreken: de Wagon- en Bruggenfabriek Werkspoor en Staalgieterij Demka.

N.V. Bouwvereeniging Elinkwijk

Door de komst van Werkspoor (1913) en Demka (1916) ontstond een grote behoefte aan woningen voor de duizenden werknemer in de omgeving van de beide fabrieken. Om een ‘mooie tuinwijk’ mogelijk te maken werd de benodigde grond door de familie Elink Schuurman, voor een matige prijs verkocht. Om de familie voor dit gebaar te eren werd daarom aan de wijk de naam Elinkwijk gegeven.

Het bouwplan is van architect Karel Muller en omvatte: ‘… 310 huizen, met enkele uitzonderingen van winkelhuizen en beambtenwoningen, alle voor werknemers bestemd, die hier voor een lage huur een ruime woning met flinke tuin voor het kweken van groenten verkrijgen.’ De huizentypes verschillen enorm: grote woningen voor de chefs en bazen en kleinere voor de arbeiders.

De Siemensstraat

De Siemensstraat is maar een korte straat, zonder de ‘winkel op de hoek’, wat tijdens de bouw van deze wijk een vrij algemeen gegeven was. Toch vinden we wel wat zelfstandige ondernemers hier. Op nummer 11 woonde de heer Wijsman. Hij ventte groenten in het dorp Zuilen maar had geen winkel.

Bij zijn buurman konden de inwoners van Zuilen terecht die met hun zuur verdiende centen een gokje willen wagen. Daarvoor moesten zij zich vervoegen op nummer 13 (what’s in a number?) bij de heer X.J. Noz. Hij adverteerde namelijk dat hij loten verkoopt.

De heer Noz verliet dit huis(nummer) en we vinden hem later terug op de Amsterdamsestraatweg. Daar groeit zijn bedrijf door de verkoop van ticket voor evenementen.

Op de hoek Wattlaan woonde op nummer 19 mejuffrouw Van Deursen. Zij was gediplomeerd coupeuse en ‘biedt zich aan voor het maken van mantels vanaf ƒ 6,-’. Mejuffrouw Van Deursen heeft hier ook een ‘Opleidingsschool voor Costumiére, Coupeuse en Coupeuse leerares’.

Niet iedereen in deze straat werkte bij Werkspoor of Demka (wat vaak gedacht wordt). De heer Van Rooijen op nummer 7 werkte bij de P.T.T., de kostwinners op de nummers 2 en 19 werkten bij de N.S. en op nummer 8 woonde de heer J.H. Cromjongh, hij was ‘muziekonderwijzer’.

In het zoeken naar de historie van Zuilen is onderzoek gedaan naar de uit Zuilen afkomstige militairen die rond 1950 uitgezonden werden voor de politionele acties (oorlog) in Nederlands Indië vanwege de onafhankelijkheidsstrijd van Indonesië.

Uit de Siemensstraat zijn bekend de heren J.F. van Hout, Siemensstraat 4, J.F. van Rooijen en zijn broer J.W.E. van Rooijen, Siemensstraat 7 en Th. H. Schreijer, Siemensstraat 19.

Het is onwaarschijnlijk dat er straten in Zuilen of Utrecht, zelfs in Nederland waren, die fraaier versierd werden ter gelegenheid van de bevrijding dan de straten van ‘Elinkwijk’. Hier zien we een werkelijk fantastisch opgetuigde Siemensstraat met rood wit en blauw, maar ook met heel veel groen.

Meer weten over de Siemensstraat en/of Zuilen: www.museumvanzuilen.nl

Hulp gevraagd voor onze hongerige eenden

Hulp gevraagd voor onze hongerige eenden

Knipsel uit het Utrechts Nieuwsblad van 13 januari 1948

Zij worden door de distributie maar karig bedeeld

De eendjes in de gemeentelijke vijvers lijden vreselijk honger. Zij worden min of meer aan hun lot overgelaten, niemand kijkt naar ze om en als dat nog langer zo duurt, gaan ze met rassé schreden de dood tegemoet…

Ziedaar de alarmerende berichten, die ons bereikten en die ons – eerlijk! – eventjes aan het schrikken brachten. Maar – om in etenstermen te blijven – gelukkig bleek ook hier de soep niet zo heet gegeten te worden als ze wordt opgediend. Een nauwgezet onderzoek heeft n.l. uitgewezen, dat de situatie met betrekking tot onze zwanen en eenden lang niet zo critiek is als wordt voorgesteld.

Ja maar, zo brengen de jammerklachten naar voren, de beesten hebben zo’n honger, dat ze ’s nachts de omwoners wakker houden door hun angstig gekwek…

Tot zover de jeremiades van de overigens van goede trouw getuigende dierenliefhebbers, die er dan nog schande van spreken, dat het overschot van de Centrale keukens is verpacht aan de boeren (voor varkensvoer), terwijl onze eigen zo dringend een “bijvoeding” nodig hebben.

Hoe zijn nu de feiten?

De gemeente krijgt van de distr.-dienst voor de waterbewoners van ’t Wilhelminapark, “Oog in Al” en Julianapark een tweemaandelijkse toewijzing van meelproducten en korrelvoer. Toegegeven, die toewijzing is niet groot en als de voorraad geleidelijk over de vijvers is verdeeld, blijkt er voor iedere eind betrekkelijk weinig te zijn. maar de ware dierenvrienden hebben de eenden en zwanen nooit in de steek gelaten en er altijd voor gezorgd dat er brood was (in overvloed zelfs!). Doch nu met dit dagenlange miezerige weer, schijnen er inderdaad weinig bezoekers te komen en is de toevoer van brood maar zeer minimaal.

Overigens heeft men van gemeentewege al eens pogingen gedaan om b.v. het overschot van de kazernes te bemachtigen, maar ook hier heeft men bot gevangen. Verpacht aan de boeren.

Daar komt nog bij, dat de rustige eenden en zwanen af en toe troepen wilde eenden op bezoek krijgen, die ook niet precies het verschil tussen mijn en dijn weten, met het gevolg, dat de “spoeling” nog dunner wordt.

Inmiddels is de Plantsoendienst in contact getreden met de Centrale Keukens en naar wordt verwacht zal er uit die hoek wel hulp komen opdagen.

Voor de rest bevelen wij iedereen aan, die wat oud brood over heeft (en wie langs de vuilnisbakken loopt, bemerkt, dat er nog héél wat zonder erg wordt weggesmeten), dat te bewaren voor de eendjes.

Wij hebben ons in verbinding gesteld met de dierenbescherming en van die kant ontvingen we de geruststellende mededeling, dat de dieren zeker niet van de honger omkomen. Soms – en vooral des Zondags – drijven de vijvers vol met brood, een bewijs, dat de eenden meer dan genoeg hebben. Dat het dan in de loop van de week een beetje krap wordt, werd niet als verontrustend beschouwd.

En wat tenslotte het kwekkeren in de nachtelijke uren betreft, dat is niets bijzonders. Dan is er onraad in de buurt, b.v. rattenbezoek.

Als iedereen, die daartoe in staat is, wat brood opzamelt en dat reserveert voor de eendjes, zal ook dit probleem spoedig zijn opgelost.

Eendjes voeren

Fotobijschrift: Hoewel ‘eendjes voeren’ hier meer ‘kijken naar de zwanen’ is, past deze foto het best bij bovenstaand knipsel. Maar… als u het Museum van Zuilen kunt helpen aan een oude foto waarop men de eendjes in het Julianapark (of nog leiver ui de tijd dat het park nog de ‘Tuin van Kol’ was) aan het voeren is, dan houden we ons ten zeerste aanbevolen. Overigens, het knipsel is dus van drie jaar ná de Tweede Wereldoorlog en brood is dus nog steeds op de bon!