Februaristaking Utrecht – Zuilen
De Februaristaking begon op 25 februari 1941 in Amsterdam naar aanleiding van de eerste razzia’s waarbij honderden Joodse mannen werden opgepakt.
De staking werd door de Communistische Partij Nederland (CPN) georganiseerd en was het enige massale openlijke protest tegen de Jodenvervolging in bezet Europa. De staking sloeg over naar Zaandam, Haarlem, Velsen, Hilversum, Bussum, Weesp en Muiden.
Onderbelicht is gebleven dat de staking een dag later, op woensdag 26 februari 1941, ook oversloeg naar Utrecht.
In Utrecht begon de staking bij de Werkspoorfabriek in Zuilen direct gevolgd in de nabijgelegen staalfabriek Demka. De stakers trokken vervolgens verder naar grote Utrechtse bedrijven en fabrieken, die veelal de staking overnamen.
Op deze dag werd in Amsterdam de staking door de Duitsers meedogenloos en met veel geweld neergeslagen met negen doden en 24 zwaargewonden als gevolg.
In Utrecht kwam de staking onder dreiging van ingrijpen door Duitse politie en dreiging met executies eveneens tot een einde. De Utrechtse stakingsleiders moesten onderduiken. Ries van der Steen, die in de machinefabriek Jaffa stakingsleider was, werd gearresteerd en veroordeeld tot 15 jaar tuchthuisstraf; hij keerde gebroken na de oorlog uit gevangenschap terug.
HERINNERINGSMONUMENT FEBRUARISTAKING UTRECHT/ZUILEN
geplaatst 26 februari 2025
Het stuk staal is een deel van de oude verkeersbrug over de Lek bij Vianen. Deze brug was gebouwd met staal van de Demka staalfabrieken uit Zuilen.
Bij een bombardement tijdens de oorlog was dit element in het water terecht gekomen. De brug werd na de oorlog in zijn oude staat hersteld. Pas bij het verwijderen van de oude brug in 2021 werd het stuk staal onverwacht ontdekt.
Het monument vormt met de oorlogsschade van dit stuk staal van de Demka staalfabrieken en de plaatsing op het voormalige Werkspoorterrein een passend decor als eerbetoon aan de arbeiders die hier op 26 februari 1941 voor Utrecht de start gaven voor de staking en vormt tevens een eerbetoon aan de duizenden andere arbeiders in Utrecht die de staking overnamen.
Hoe kwam dit monument tot stand?
In de Raadsvergadering van de gemeente Utrecht van 29 februari 2024 werd door het raadslid David Bosch (UtrechtNu!) de motie ingebracht om, in het kader van ’80 jaar Bevrijding’, te onderzoeken of er draagvlak is voor een herdenking van de Februaristaking.
Hij bracht hierin naar voren: ‘Natuurlijk was Amsterdam het middelpunt van deze staking, maar ook in Utrecht waren er duizenden arbeiders die het werk neerlegden. Dat mag niet vergeten worden, zeker ook niet nu.’
Met dank aan:
Atelier Ruud Kuijer voor de uitvoering van het monument.
Over de hersteloperatie van de verkeersbrug bij Vianen lezen we in de Werkspoor Courant van 5 november 1948:
Van ons werk
16 September j.l. was voor Werkspoor een zeer belangrijke dag op het gebied van de Nederlandse Bruggenbouw. Op die dag zouden namelijk de eerste schakels worden gelegd voor de boog, welke deel uitmaakt van de dragende constructie van de 160 m grote midden overspanning van de in 1945 vernielde de brug.
Over de geschiedenis van de brug de volgende bijzonderheden: in 1935 was deze brug door de samenwerking van verschillende Nederlandse ondernemers gebouwd en gemonteerd. Werkspoor heeft destijds in opdracht van de Rijkswaterstaat de werktekeningen vervaardigd.
In 1936 werd de brug voor het verkeer geopend en behoorde tot één van de grootste boogbruggen in Nederland.
In 1945 viel de brug als offer aan de oorlogshandelingen en de bezetters hadden hun vernielzucht zo grondig laten uitvoeren, dat er vrijwel geen drijvende bok in Nederland meer beschikbaar was om de brug uit het water op te vissen.
Het opvissen der vernielde brugdelen; rechts de hulpbok “Adam”.
Daarom besloot Werkspoor zelf een drijvende bok te maken. Op 2-300 tons elevatorbakken werd een opbouw gemaakt, geschikt voor het hijsen van lasten tot 120 ton, terwijl verder een lichtere uitbouw lasten van 20 ton kon heffen. De bok heeft bij de opruimingswerkzaamheden veel goede diensten gedaan.
Het zou ons te ver voeren, indien we alle moeilijkheden aan de opruiming van de brug verbonden, zouden opsommen. Men bedenke echter dit: er bestond een ontzettende materialen-schaarste, elk deeltje van de brug dat tijdens de val in het water niet beschadigd was, moest behouden blijven en later opnieuw gebruikt worden. Zodra bekend was, welke delen onherroepelijk verloren waren gegaan, werd het materiaal hiervoor door de Rijkswaterstaat in Amerika besteld.
De hoeveelheid te walsen materiaal bedroeg ca. 580 t St. 37 en ca. 1370 t St. 52.
Pas in het voorjaar van 1948 werd zekerheid gekregen omtrent definitieve leveringen. Dat Werkspoor inmiddels niet stil had gezeten om te repareren wat nog bruikbaar was, spreekt vanzelf, doch daarnaast moest gedacht worden aan de montage van de boogbrug. Talrijk is het aantal plannen, dat op tekenkamers werd uitgewerkt, doch vele moest men laten vervallen, omdat de winter van 1948-1949 voor de deur stond en de kans groot was dat niet eerder kon worden begonnen dan in de herfst van dit jaar.
Voor ingewijden zegt dit genoeg. In de herfst beginnen met de montage van de brug met een gewicht van 2500 ton is praktisch onmogelijk, omdat bij bruggenbouw ijsgang een niet te overkomen moeilijkheid vormt, in verband met de dure hulpconstructies in de rivier.
De eis was dus in drie maanden een brug te bouwen, waarbij de hoofdconstructie als zelfdragend was te beschouwen.
Het plan met drijvend gereedschap zo groot mogelijke delen te plaatsen en daarbij gebruik te maken van slechts enkele hulppijlers werd door de Rijkswaterstaat aanvaard.
Door de Rijkswaterstaat werden twee hulppijlers in de rivier geslagen, bestaande uit damwand waarop een 80 c.M. zware plaat van gewapend beton.
Op deze hulppijlers werd door Werkspoor twee 35 M. hoge stalen torens, pendeljukken genaamd, gebouwd. Deze pendeljukken moeten in verband met de vaste verbinding van de boogstukken A en B op de hoofdpijlers E en D onder en boven van scharnierende opleggingen worden voorzien.
Elk der stijlen van de pendeljukken zijn samengesteld uit 2 langsliggers, die z0 van de rijvloer der brug in lengten van ca. 10 tot op de gewenste lengte aan elkander verbonden en onderling gekoppeld door een diagonaal verband.
De pendeljukken elk met een gewicht van ca. 45 ton, zijn, zoals uit de foto duidelijk blijkt, vooraf gemonteerd en tijdelijk op hulppijlers afgetuid.
Nadat de pendels waren geplaatst en voorzieningen waren getroffen voor het vastzetten van de boog delen A en B op de hoofdpijlers, kon dus de montage van de boogdelen beginnen.
Schets van de montage.
Vooraf zij nog vermeld, dat de bogen met de trekbanden en de hangers, de laatste voor een gedeelte, in de werkplaatsen te Utrecht waren uitgelegd en geruimd. Deze maatregel bleek noodzakelijk, omdat enkele bestaande boogdelen aanzienlijke vervormingen hadden ondergaan en bij de overige delen aangepast moesten worden.
Nu restte ons nog op deze boogdelen hijspunten aan te brengen, elk voor een belasting van 100 ton om de stukken met 2 drijvende bokken te plaatsen. In verband met de grote hijshoogte die vereist werd, kwamen slechts enkele drijvende bokken in Nederland daarvoor in aanmerking.
Het lag in de bedoeling van de montageleiding, Donderdag 16 September twee boogdelen A en B te plaatsen en Vrijdag 17 September te bestemmen voor het verplaatsen van de hijspunten op de beide andere boogdelen en Zaterdag 18 September de beide andere boogdelen te plaatsen.
Nadat vooraf controle-metingen, peilingen, waterstanden enz. waren verricht en opgenomen, werd Donderdagochtend om zes uur met aanpikken van het bovenstroomse boogdeel, zijde Vreeswijk, begonnen en reeds om 10 uur v.m. was dit boogdeel veilig aangesloten tegen een vooraf geplaatste einddwarsdrager en op het reeds eerder genoemde pendeljuk.
Hierna volgde herhaling voor het benedenstrooms boogdeel.
Direct na het plaatsen van de eerste boog waren de arbeiders begonnen de hijspunten te demonteren en deze te plaatsen op de derde boog voor de zijde Vianen, zodat na overleg met verschillende instanties werd besloten reeds Vrijdag 17 September een begin te maken met de montage van de derde boog aan de zijde Vianen en zo mogelijk ook die dag nog het vierde boogdeel te plaatsen.
Inderdaad is zulks gelukt, ook al stak tegen de middag bij het plaatsen van het laatste stuk een stevige bries op, die het monteren van zo’n groot stuk met een windoppervlakte van 180 M2 niet eenvoudig maakte.
Het plaatsen van één der boogdelen met behulp van 2 drijvende bokken.
In twee dagen werd gemonteerd ca. 800 ton voor de vier boogdelen A en B en 6 ton koppelingen totaal 806 ton (een last van ruim 40 beladen spoorwagens).
Dat deze moeilijke en ongewone montage mogelijk is geweest, is voornamelijk te danken aan:
- Naast de voorbereiding op de tekenkamer de uitmuntende verzorging en afwerking in de fabriek.
- En zeker niet in de laatste plaats aan de uitmuntende voorbereidingen op montage en de werklust van de montagewerkers om ondanks harde wind niet te versagen.
Er moet vóór 1 December nog veel geschieden.
Dit is het tijdstip waarop de boog met trekband vrijdragend moet zijn en de pijlers uit de rivier moeten verdwijnen.
Nog een foto van het plaatsen van één der boogdelen.
Tot zover het artikel in de Werkspoor Courant.
Speech van Ad van Liempt
Tijdens de onthulling van het informatiebordje op 26 februari 2025 las Ad van Liempt de volgende speech…
‘Zeer geachte aanwezigen,
Het heeft 84 jaar geduurd, maar nu staan we hier dan eindelijk om de Utrechtse Februaristaking te gedenken. Hier, in de Werkspoorkantine is het begonnen. Gerrit Kamperman, een Werkspoor-arbeider die actief was in de toen verboden Communistische Partij van Nederland, riep op de ochtend van 26 februari 1941 zijn collega’s op het werk neer te leggen, net als de dag ervoor in Amsterdam was gebeurd. De reacties waren gemengd, er waren voorstanders maar ook collega’s die bang waren voor de gevolgen. Toen stond het zoontje van de baas op, M.H. Damme. Hij stond bekend als pro-Duits, de Werkspoormannen mochten hem niet. Hij klom op de trap, sprak het personeel toe en riep ze op om aan het werk te blijven. Dat gaf voor de twijfelaars de doorslag: ze liepen massaal de poort uit.
Ik heb dat verhaal niet van mezelf, ik hoorde het begin 1981 van Werkspoorman Endedijk. Hij was erbij geweest en ik interviewde hem voor het Utrechts Nieuwsblad en hij zei: “Daar kwam het door, door die meneer Damme, daarmee begon de staking.”
Endedijk was een van de twintig mannen die destijds in 1981 reageerden op een oproepje in het UN: wie had de Februaristaking meegemaakt en kon daarover vertellen? Ik mocht als verslaggever van dienst een paar dagen de stad doorfietsen en al die verhalen ophalen. Bij veel van die mannen viel de naam van een jonge jongen van amper twintig die een belangrijke rol in de staking had gespeeld, Ries van der Steen. Na enig zoeken bleek hij naar Spanje te zijn geëmigreerd, ik kreeg hem daarvandaan aan de telefoon.
Ries vertelde dat hij ook actief in de CPN was geweest, hij was op verzoek van de partij van Werkspoor overgestapt naar een baan bij die andere metaalfabriek, Jaffa. De zondag ervoor was hij naar Amsterdam gereisd en had daar meegepraat over de staking die de communistische arbeiders daar wilden ontketenen na de brute razzia op joodse mannen, van zaterdag 22 februari. Ries van der Steen nam Jaffa voor zijn rekening. De fabriek liep in korte tijd leeg. Daarvóór hadden de Werkspoormannen ook de collega’s van de Demka al naar buiten gepraat. “Ze waren de poort al uit,” zei Werkspoorstaker Wethly tegen me, “voor wij er waren. En vandaar gingen we de stad in.”
Dat was volgens hem het spannendste dat hij ooit had meegemaakt. Over de volle breedte van de Amsterdamsestraatweg liepen de stakers naar het centrum. En langs de kant stonden Duitse soldaten, dat wist Wethly nog goed – met de karabijn in de hand. Hij was nog nooit zo bang geweest. Dat verhaal is me altijd bijgebleven. Het bewijst dat staken in de oorlog iets anders is dan staken in vredestijd. De stakingsacties van vandaag zijn vaak in het ludieke getrokken, met fluitjes, soms zelfs een orkestje, met petjes en gevatte spandoeken. We hebben geen idee meer wat de stakers van februari 1941 meemaakten. En vergeet trouwens ook de april-mei-staking van 1943 niet, toen SS-chef Rauter meedogenloos reageerde, het standrecht afkondigde en daarmee de dood van 175 stakers veroorzaakte. Voor staken was toen heldenmoed nodig, precies wat de burgemeester net al zei.
Staker Chris van der Veeken, die bij Frans Smulders aan de Croeselaan werkte, hoorde de stakers langskomen. Hij draaide direct de lichtschakelaar om, zodat iedereen schrok en hij riep: “We staken, we gaan plat.” Waarna de hele werkplaats leegliep.
Niet alleen communistische arbeiders speelden een rol in de staking. Bij Installatiebedrijf Coq op wat later het Kanaleneiland zou worden, was de hoofdrol voor de werkgever, directeur H.A.Hidde Nijland. Zijn initialen H.A.H.N. vormen het Duitse woord voor haan, maar omdat hij een bloedhekel aan nazi’s had, noemde hij zijn bedrijf naar de Franse haan, Coq dus. Hij was dat weekend in Amsterdam geweest, had daar gezien wat de joodse mannen was aangedaan en zei tegen zijn mensen dat hij zich goed kon voorstellen als ze zouden staken – ‘mijn zegen heb je.’
Het gaat in Utrecht dan bij elkaar om ettelijke duizenden stakers. Tweeduizend man bij Werkspoor, 1100 bij Demka, en vele honderden bij al die andere metaalbedrijven.
Die middag komt de Utrechtse nazi-top bijeen, in het kantoor van de Duitse gevolmachtige dr. Joachim aan de Maliebaan nummer 15, waar nu de Rabobank zit. Hij eist snel en keihard optreden. De commissaris der provincie Frits Müller – niet geliefd in Utrecht, hij was directeur geweest van de gehate stinkfabriek die de Benenkluif heette – die Müller dus liet een proclamatie verspreiden waarin voor stakers de doodstraf in het vooruitzicht werd gesteld.
Het werkte, in die zin, dat de staking de volgende dag niet werd voortgezet. Ondanks een speciale actie van Ries van der Steen. Hij fietst die ochtend langs de poort van Jaffa, met een stapel vers gestencilde stakingsoproepen in zijn hand. En toen, zo vertelde hij me: “Vlakbij de poort gooide ik ze gewoon omhoog en in een wolk van dwarrelende papieren kon ik mooi wegrijden. Niemand herkende je op die manier.”
Het hielp niet, de staking verliep.
Van der Steen werd een jaar later wegens verzetsactiviteiten opgepakt en in een groot communistenproces in Utrecht voor de rechter gebracht. Daar werd hem ook zijn rol in de Utrechtse staking ten laste gelegd. De eis was doodstraf, de uitspraak was vijftien jaar tuchthuis in Duitsland. Hij kwam geknakt uit de oorlog. Toen ik hem in 1981 aan de telefoon had was hij zwaar beschadigd, hij overleed kort daarna.
Wat is het toch bijzonder dat we hier, 84 jaar later, de Februaristaking van Utrecht mogen herdenken. Het is een eerbetoon aan al die stakers die de moed opbrachten om onder deze omstandigheden de nazi-bezetter hun woede en verontwaardiging te laten blijken.
Voor mij – dat moet u me maar niet kwalijk nemen – steekt Ries van der Steen er boven uit. Een vergeten Utrechter met bovenmenselijke moed. Maar u kent het joodse gezegde – je bent pas dood als je naam niet meer genoemd wordt.
Leve Ries van der Steen.
Dank u wel.’