Papegaaien in het Julianapark, een heel laantje vol!

In het Julianapark zijn in de loop der jaren heel wat dieren gekomen en gegaan. Zo ook de Papegaaien. Er was een heel ‘Papegaaienlaantje’, maar dat mag allemaal niet meer. Dat ze wél voor het nodige vertier zorgden, blijkt uit het volgende bericht dat in het Utrechts Nieuwsblad van 15 juni 1963 geplaatst werd:

JULIANAPARK

,Je hebt er zo aanspraak’

Papegaaien zijn (hoe kan het) soms brutaal

(Van een onzer verslaggeefsters)

ACHTER HET gewoel van de Amsterdamsestraatweg ligt een dorp in zakformaat. Een heel rustig dorp, waar toch veel te beleven valt. Het heeft een soort brink, waar de mensen op lange banken gezeten met elkaar praten. Er is een sociëteit waar je niets kunt drinken, maar waar des te meer wordt geconverseerd, bijvoorbeeld met de papegaaien. Dan is er nog een dameskrans, op de speelweide. Kinderen zijn ook toegelaten. En voor de dorstigen is er het plaatselijke café, dat hier „paviljoen” heet. Dit alles te samen heet Julianapark, dat vreemd genoeg bijna een stadsbreedte van het Wilhelminapark af ligt. Het is er gezellig en rustig.

De mensen die hier komen lijken stamgasten. Zij kennen elkaar, noemen de papegaaien bij naam en zeggen familiaar: „Dag Knor” tegen een inderdaad diep uit de buik knorrend vogelbeest. Er komen hier overwegend gepensioneerden, een enkelling die blijmoedig in de ziektewet loopt en — natuurlijk — de moeders, de baby’s en de kleuters. Voor iedereen is er een rustig plekje in de zon of de schaduw en er zijn stille banken, omringd door struikgewas, waar overdag de bejaarde mannen dammen. Wie hier vaker komt, weet dat zij hele competities spelen.

Papegaaien a

EEN SCHOMMELENDE papegaai is iets waar kinderen verrukt van worden.

Ernstig zitten zij op de bank. Het dambord in het midden en twee of drie mannen aan iedere kant er van. Oude gezichten, waarop de schaduwen nog dieper worden, nu het zonlicht er door de bladeren opvalt, zijn diep geconcentreerd gericht naar de stenen. Een hand waar de aderen als boomwortels op woekeren, pakt een steen, verschuift … Stilte, niemand zegt wat, er wordt alleen aan sigaren getrokken. De rook er van geurt naar opa’s die zondags op bezoek komen en die voor ieder kleinkind nog een dubbeltje hebben.

Verleidsters

Verderop scheurt een scherp gekrijs de lucht. Daar zijn de stokken waaraan een kleine ketting de papegaaien enige levensruimte gunt. Zij zitten er in hun kakelbonte veren, rood, gifgroen, oranje. Wilde kleuren die hier niet vloeken. Eén papegaai ziet er heel gedistingeerd uit. Wit zijn z’n rug en vleugels, geel zijn staart en zijn kuif. En zijn zwart, triest oog is verleidelijk lichtblauw omrand, alsof hij is geschminkt voor het toneel. Hij heet Jacob, een gekke, buitelende vogel die niets liever doet dan knopen van herencolbertjes eten.

Jacob kom eens op mijn arm, zeggen de stamgasten tegen hem en dat doet hij dan graag. Hij kijkt je eens aan, zet zijn kuif op, een vlugge beweging en weg knoop. In het zand. Jacob hapt vliegensvlug met zijn zwarte snavel en zijn rare grijze tong die als een bolletje kauwgom in zijn bek beweegt. Dan kan het voorkomen dat hij trots en uitdagend zegt: Jacob, Jacob, en soms een scheldwoord. Maar dat doen meer van de papegaaien die daar zitten.

Dat ondervindt een oudere dame, die minzaam tot een groen met rode papegaai spreekt: „Ben jij lief, ja hè jij bent lie-ief …” Als de vogel met een prachtig gearticuleerd scheldwoord antwoordt, is haar vertrouwen niet geschokt. Het zijn leuke beesten, weet u, maar zo duur. Tweehonderdvijftig gulden kost zo’n kleintje. Je hebt er zo’n aanspraak aan, vooral als je wat ouder wordt …

Ach ja, wat zijn er veel wonderen in een zo’n park. Vooral voor de kinderen. Zij voeren de herten brood, kijken verrukt naar heel kleine konijntjes, die net als hun ouderpaar al vlug kunnen hippen, de oren als een V-teken op de kop. Alleen de vissen worden niet aangehaald, die zwemmen doodrustig vlakbij het lawaai en toch ver er van af, in hun ondiepe vijver. Er waggelen eenden en flamingo’s lopen er statig als roze juffers, die zich ver verheven voelen boven het gewoel beneden.

Adembenemend is de pauw, het toppunt van mannelijke ijdelheid met tientallen groenviolette ogen die je op zijn lange staart om erkenning van hun schoonheid vragen. De herten staan maar melancholiek te doen. Die beestjes lijken altijd aan een soort Weltschmerz te lijden. Hoe is het nu gegaan? Heeft Juliette Gréco de herten nagedaan, of proberen de herten even vochtig triest als Gréco te kijken …

„Willem”

De moeders op de speelweide hebben hun bleke armen uit de wollen vestjes gehaald en hopen op bruin van de zon. De kinderen tuimelen in het gras en de oude mannen peinzen achter rookkringetjes. Op een houten gebouwtje met banken rondom staat een hart getekend met wit krijt. „Willem” staat er naast de doorborende pijl.

Aan de uitgang van het park staat een fotograaf met houten beesten waarop de kinderen kunnen poseren. Ook bruidsparen komen graag in het park voor een plaatje bij de papegaaien of onder romantisch ritselend lover …

Papegaaien b

DAMCOMPETITIE. Op een rustig schaduwrijk plekje in het park spelen de mannen menig spelletje.

‘De tuin van Kol’, over de heer Jan Kol III.

Het Julianapark is slechts één van de verdiensten van de heer Jan Kol III, van het bekende bankiershuis Vlaer en Kol. Over de miskenning van zijn verdienste schreef een bezoeker van het Julianapark in het Utrechts Nieuwsblad van 9 juni 1956:

‘De Tuin van Kol

De lezer J. schrijft ons het volgende:

Dezer dagen bracht ik weer eens een bezoek aan het Julianapark en ik kwam wederom onder de bekoring van dit mooie plekje Utrecht.

Het was fraai weer en het park was een lust voor het oog. Ik bedacht bij dit alles, hoe de stichter tevreden zou zijn als hij dit nog had mogen beleven. De Tuin van Kol, zijn tuin!

Helaas is er niets, dat aan deze grote man herinnert en ik maak me sterk dat de meeste (zeker de jeugdige) bezoekers zijn naam niet eens kennen.

Dat is jammer.’

Ter onderschrijving van de verdiensten van Jan Kol III is een artikel naar aanleiding van zijn overlijden in het Utrechts Nieuwsblad van 22 maart 1919:

‘J. Kol. †

Op ruim 69-jarigen leeftijd is na een kortstondige ziekte te Zeist overleden de heer J. Kol, lid van de bekende bankiersfirma Vlear & Kol, waarvan hij ongeveer 40 jaren deel uitmaakte, na eerst lid te zijn geweest van de firma Kol en Boissevain te Amsterdam.

De heer Kol was een bekende finantieele specialiteit en dat zijn vakgenooten hem als zoodanig erkenden, blijkt uit zijn herhaalde benoeming tot voorzitter van den Vereeniging voor den Effectenhandel.

Van 1888 – 1904 was de overledene lid van den Gemeenteraad, waar hij zijn vader, wijlen den heer J.H. Kol, opgevolgd was.

In de Ned. Herv. Kerk had hij zitting in het college van notabelen, voorts was hij bestuurslid en lid van vele vereenigingen, die zich op maatschappelijk en financieel gebied bewegen, en president-commissaris van “de Korenschoof”.

In de wijk Amsterdamsche straatweg stichte hij den Volkstuin, aan welk park zijn naam zeker ten eeuwigen dage verbonden zal blijven.

Ook wordt den overledene toegeschreven, er zeer veel te hebben toe bijgedragen, dat “Werkspoor” eenige van haar fabrieken in de gemeente Zuilen vestigde.

Naar we vernemen, heeft de begrafenis plaats Maandag te twaalf uur, op de eerste algemeene begraafplaats, alhier.’

 

 

Het Julianapark komt uit zijn winterslaap (nu pas!)

‘Het Julianapark komt uit zijn winterslaap’: met de veelbesproken ‘opwarming van de aarde’ is de laatste decennia de lente steeds vroeger herkenbaar. In 1958 was dat nog niet zo, getuige dit bericht in het Utrechts Nieuwsblad van 9 april 1958:

Julianapark richt zich op uit winterslaap

… vervuld van lentegevoelens …

Een schuchter zonnetje op tweede paasdag en kriebelende lentegevoelens in het bloed deden vele Utrechters hun schreden richten naar het Julianapark. Er waren heel wat Utrecht-noordse-wandelaars die de frisse natuur opzochten in het park. Gele en paarse krokussen steken er, goedwillend hun kopjes uit de grond en roepen een welkom toe aan de kleuters, die tevergeefs aan de hand van vader en moeder rukken om bloemetjes te plukken.

Een enkele narcis steekt er de trompet en wiegt zijn gele bloem in de koude wind. De kleurige vogels kunnen hoewel ze er krachtig hun best voor doen de lente niet binnen-roepen. Vele hokken in het Julianapark zijn nog onbewoond. Alleen „lenteharde” vliegers en fladderaars laten hun luid geschetter horen.

In de vijvers snateren een paar koppels eenden, die overijld en waggelend op de kant klimmen als er brood te halen valt. In het water hebben ze de mededinging te duchten van grote karpers, die bellenblazend aan de oppervlakte komen en met de dikste korstjes in de bek weer verdwijnen.

Temiden van de dierengemeenschap staat een ouderwetse wagen van openbare werken. Want straks, als het werkelijk zomer zal zijn geworden, is het de bedoeling, dat het Julianapark vol leven en muziek zal zijn. Op de verwachte zwoele avonden zullen er in de muziektent concerten worden gegeven.

Er is een open ruimte waar de verplaatsbare muziektent kan staan. Dit terrein wordt thans geëgaliseerd en daartoe is een deel van het park afgesloten. Omdat het nog al eens regent tijdens de concerten heeft de plantsoendienst gemeend, dat men dan in ieder geval droge voeten moet houden. Het muziekterrein is vanouds een hellend vlak, onplezierig om op te staan. Van de zomer wordt dat anders. De plantsoendienst trok langs het wandelpad een muurtje op en maakt nu voor de af en toe verschijnende muziektempel een terras. In het midden wordt een muurtje gebroken door een trapje van enkele treden. Dit is niet de enige aspecverandering van het park.

Iets verderop staan de staketsels van een nieuw vogelhuis. De gemeente Utrecht heeft al aangekondigd dat er een hoeveelheid nieuwe in- en uitheemse bewoners zijn besteld.

JulianaparkIn het Julianapark te Utrecht wordt een groot muziekterras gebouwd voor de verplaatsbare gemeentelijke muziektent. Een hellend terrein wordt vlak gemaakt en daarvoor was een muurtje nodig  Dit werd opgetrokken van de kinderhoofdjes welke sedert onheugelijke tijden de bestrating vormden van de Hopakker.

De herten staren met goeiige ogen naar de veranderingen, die men bezig is aan te brengen in hun domein. De vijver wordt opgeknapt. Midden in het plasje van enkele tientallen vierkante meters is een eilandje verrezen. Men plaatste er struikjes op en iets van rietmatten naar het scheen. Het zal een broedplaats worden, voor de watervogels. Het ziet er nu nog drabbig uit maar de struikjes groenen al.

Met vaardige hand werken de tuinlieden aan het park. Strakjes barsten de kleverige kastanjeknoppen open en zullen de fris groene bladerkronen een schaduwplekje bereiden voor de wandelaar.

Als de zon maar schijnen wil, we blijven optimistisch, zullen over een week of wat de vaders luierend naar hun bruine kleuters liggen kijken op de speelweide. De moeders achter de kinderwagens zullen nieuwsgierig en vergelijkend blikken in de wagens van andere moeders en wellicht net zo trots zijn als de pauw die zich inkennig afwendt van de drukte, of zich met zijn bonte staart pedant koelte toewuift.

Prijzen Julianapark te hoog (in 1963 dus)

De Zuilense Gemeenschapsraad werd na de annexatie ingesteld voor de inwoners van Zuilen, ‘om inspraak te hebben’ bij de Utrechtse gemeenteraad. Werd na 10 jaar uit frustratie opgeheven. Het Utrechts Nieuwsblad  deed regelmatig verslag over de vergaderingen, ook over de te hoge prijzen in het Julianapark-restaurant op 12 februari 1963:

Gemeenschapsraad heeft:

Kritiek op de prijzen van Zuilens restaurant

„Het ging bij de opzet om een goedkope gelegenheid”

Het restaurant in het Julianapark in de Utrechtse wijk Zuilen is door zijn prijzen te exclusief, meende maandagavond de Zullense gemeenschapsraad. Teveel wijkbewoners kunnen er hierdoor geen gebruik van maken.

De opzet bij de (vooroorlogse) bouw door jeugdige werklozen was juist, dat de bezoekers van het park hier een goedkope gelegenheid zouden vinden om een consumptie te gebruiken, zei de heer Van der slot (PvdA). De hele gemeenschapsraad meende dat het weer zo moet worden, zij het dat de drankvergunning er moet blijven. Omdat de pacht op 1 januari 1965 afloopt, kan binnenkort over dit punt in de gemeenschapsraad een voorstel van het dagelijks bestuur worden verwacht.

 

Tweemaal kermis

Zo B. en W. akkoord gaan, komen er dit jaar in Utrecht-noord weer twee wijkkermissen. De eerste van 1-8 juni aan de Adriaan van Bergenstraat, waarvan het batig saldo voor de culturele en ontspanningsvereniging ’t Zand is. Begin augustus houdt de buurtvereniging Prinses Juliana dan een kermis, waarschijnlijk in de St.-Josephlaan. Als de hoofden van de Zuilense scholen hun leerlingen niet voor het schoolzwemmen naar Ozebi of Den Hommel willen sturen, omdat zij dat te ver vinden, willen B. en W. daar geen morele druk op uitoefenen. „Ze zouden met de bus kunnen gaan”, opperde de heer Lebbink (PvdA) en voorzitter De Wilde zag er een goede aanleiding in nogmaals aan te dringen op de bouw van een kinderinstructiebad in Zuilen.

Nog steeds schijnt het dagelijks bestuur van de gemeenschapsraad te pogen de wijkvereniging Stichting Gemeenschap Zuilen nieuw leven in te blazen. Men hoopt dat dit zal gelukken door het aantrekken van nieuwe medewerkers.

Het gemeentebestuur bleek van mening dat er in Zuilen niet veel ratten te bestrijden waren. De gemeenschapsraad weet beter en zal de plaatsen opgeven waar de ratten zo nu en dan te bezichtigen zijn. De heer Lebbink vroeg of het Verzetsmonument niet eerder dan in 1970 moet worden verplaatst, omdat er in 1965 al een brug over de Vecht bij De Muinck Keizerlaan zal worden gebouwd. Mevrouw M.C. Hooyboer-Vis (KVP) gaat deel uitmaken van de gemeentelijke commissie voor jeugdzorg, waarbij zij de plaats van de heer H. Hendriks inneemt, zo besloot de gemeenschapsraad.

Julianapark-Restaurant