Van Concordia polisnummer 1 …

In het Utrechts Nieuwsblad  van 6 februari 1957 stond de rubriek ‘Wij spraken met’. Daarin het verhaal over ‘polisnummer 1’ van een inwoner van de Hermannus Elconiusstraat.

N.P. de Jager (tachtig jaar)

Wij hebben bepaald niet voor de eerste keer met iemand gesproken, die de leeftijd der zeer sterken haalt. Wel hebben we zelden een tachtigjarige geïnterviewd, die beschikte over een zo formidabel geheugen als de heer N.P. de Jager, die geboren 7 februari 1877 te Grave (u weet wel van de radio: Grave beneden de sluis) morgen de eerbiedwaardige leeftijd van 80 jaar bereikt. De heer N.P. de Jager, wonende Hermannus Elconiusstraat 35 in Utrecht-noord, is een bekende figuur in de Utrechtse gemeenschap en met name in de wereld der typografie.

De tachtigjarige heer De Jager gaat er echt voor zitten, als we bij hem binnen vallen. Hij steekt er een verse Havanna bij op en gaat oreren… alsof hij nog de grote vakbondsbestuurder is van weleer. Af en toe kijkt hij even peinzend naar zijn zoon, die naast hem zit, de heer S.A. de Jager, (de directeur van Utrechts oudste drukkerij v.h. Kemink en zoon n.v. drukkerij en uitgeversmaatschappij op het Domplein) niet om hem over dit of dat te raadplegen, want hij weet zijn weetje nog best, maar bij wijze van controle, zo van: wat heb ik dat goed onthouden, hè?

Nicolaas Petrus de Jager dus, is in Grave geboren en hij ging zoals hij het kenmerkend noemt „bij de fraters op school” Tot zijn twaalfde jaar; toen brak er een gewichtig moment aan. Zijn vader werd nl. geadviseerd Klaas onderwijzer te laten worden. Maar dat zat er echt niet aan en het werd derhalve… zo gauw mogelijk een baantje zoeken. De drukkerij Penders in Grave („ik kreeg er meer schoppen dan loon”) was de eerste zaak die de jonge De Jager begroette, zij het voor korte tijd, want vader De Jager, die sergeant-kleermaker was, werd overgeplaatst naar Amersfoort en Klaas ging mee over. Als leerling-zetter kwam hij op de drukkerij Mechielsen. Het was niet, dat de jonge De Jager geen goede diensten bewees, maar ja, zo merkt hij thans glimlachend op (let wel: het is zo’n kleine zeventig jaar geleden en hij haalt de historie op, als of het gisteren gebeurde!), we maakten als jongens een lolletje op de zetterij en ik wilde geen verrader zijn en, zo ging dat in vroeger jaren… op staande voet de laan uit. In het nachtelijk uur liep de Jager met een vriend, die ook een balorige bui had, naar Amsterdam en het toeval wilde, dat zij bij de eerste de beste drukkerij meteen aan het werk togen. Zó was het ook vroeger! Dat was bij v. Zeggelen aan de Achterzijds Voorburgwal. Daar ging het met De Jager prima, want in plaats van het gebruikelijke uurloon van 19 cent kreeg hij, vooral omdat hij „vormen kon inslaan” 21 cent. En misschien zou hij er tot op hoge leeftijd zijn gebleven als niet ook hier de militaire spaak in het wiel werd gestoken. De Jager werd dus soldaat en wel in Amersfoort  Zijn vroegere baas had hem beloofd tien gulden te zullen geven (dat was me een bedrag in de vorige eeuw!) als hij korporaal werd en nog een tientje als hij de sergeante strepen kreeg, maar toen de militair De Jager zich ontdeed van ’s konings wapenrok… had Mechielsen net geen werk voor hem. Eventjes zat Klaas in de perikelen. Wat zou hij gaan doen? Zijn meisje was in betrekking bij de stationschef in Amersfoort en die kon hem misschien aan een baantje helpen, en in Baarn vroegen ze iemand bij de politie. Noch voor het een (wat zou ik daar bij de N.S. geworden zijn, misschien hulpknecht, verzucht hij nu nog) noch voor Baarn (jongen, ik zal je zeggen, bij de Baarnse politie was het in die jaren maar een gevaarlijke betrekking en hij lacht er nu nog om ) voelde hij iets. De reuk van het lood van een echte zetterij was hem in de neusgaten blijven hangen en dat trok hem. Gelukkig was er bij Mechielsen weer een beetje lucht gekomen en De Jager klom in snel tempo op van zetter via meesterknecht tot algemeen chef.

Hier onderbreken we de genoeglijke verteller om hem ons compliment te maken voor zijn fantastische geheugen. Wat denkt u, repliceert onze pientere gastheer (een beetje gepikeerd bijna om deze opmerking): je denkt toch niet dat ik een soort aderverkalking in mijn hoofd heb.

We vatten de interessante draad weer op.

Bij Mechielsen kwam een nieuwe baas (patroon zegt de heer De Jager) en zo brak de periode aan van de r.k. Eembode. De Jager, als eenvoudige werkman, ging weg bij Mechielsen, kreeg van nieuwe opdrachtgevers de taak bij Tetterode nieuwe letterkasten te kopen (voor die Eembode) en een begroting te maken. Hij zette in dat jaar de eerste, en voor later zo belangrijke stap op het moeilijke pad der politiek. In 1900 — drie en twintig jaar dus — werd hij lid van de werkliedenvereniging Sint Joseph (geïnstalleerd op 5 februari, de heer De Jager weet de datum nog goed) en iets later kwam hij in contact met de heren Grundmeyer en Brouwer, grote figuren uit de toenmalige vakbeweging. Hij werd daarenboven de mede-oprichter van de coöperatieve levensverzekerings-maatschappü Concordia. Niet zonder trots vertelt de tachtigjarige ons, dat op zijn polis nummer 1 prijkt. En zo is hij èn de bekwame vakman èn hij wordt de vakbondsbestuurder. Van de Eembode gaat hij met zijn gezin (want ondertussen is hij getrouwd met datzelfde meisje uit Amersfoort) naar Den Bosch, bij Neerlandia. Als voorman-opmaker blijft hij daar zeven jaar en hier voegen we een aardige anekdote in.

Want als de krant (een dagblad) de hele week op tijd draaide, zou De Jager een gulden extra krijgen. Dat was wat in die tijd, een gulden, per week. Alleen… het uitbetalen gebeurde niet veel. Na die 7 jaar verhuisde het gezin De Jager naar de Maasstad, naar Het Dagblad van Rotterdam. En toevallig werden het weer zeven jaar (als meesterknecht) in Neerlands grote havenstad.

Tot bij de drukkerij Teulings in Den Bosch de voor die tijd aantrekkelijke functie van sociale voorman vrij kwam. Daar werd o.m. de oude Volkskrant gedrukt en de heer De Jager bleef er tot 1939. Hij verzorgde er tal van toen bekende periodieken. Als sterk sociaal voelend bestuurder keerde hij — toen men aan zijn loon ging knabbelen — de zaak die hij zovele jaren had gediend, de rug toe en hij ging naar Utrecht.

Bij zijn zoon op het Utrechtse Domplein werd de bejaarde heer De Jager met open armen ontvangen. Welk een prachtige diensten heeft hij de drukkerij daar bewezen! Zijn vakmanschap, zijn rechtschapenheid zijn werkkracht niet te vergeten, het waren evenzovele winstpunten binnen de muren van Utrechts oudste drukkerij.

Hoe wist die schrandere De Jager in de Duitse tijd — zijn zoon was ondergedoken — de indringers te misleiden. Dat is een roman op zichzelf.

Er komt (in 1950) nog een gloriepunt in zijn arbeidzaam leven. Hij wordt door de K.A.B. (met grote luister) gedecoreerd met het gouden Kruis van Verdienste. Het insigne siert elke dag weer zijn colbertjasje.

Zoon De Jager (broer van die andere De Jager, die in België een der leidende figuren is in de drukkerijwereld) pensioneert met volle vreugde zijn unieke vader.

En — zo vragen we aan het eind van de visite — Wat nu?

De 80-jarige heer De Jager antwoordt nog altijd met besliste stem; een beetje lezen, een beetje wandelen, een heleboel plezier met mijn kippetjes en de radio, al kan ik het allemaal niet zo héél best meer volgen.

 

N.P. de Jager

De heer N.P. de Jager

… Van Concordia polisnummer 1…